Skip to main content

banner een tijd van hoogmoed

Winnende namen in een tijd van hoogmoed


Tot vandaag toe herinnert de triomfboog van Titus in Rome aan de inname van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door Titus, de latere keizer.

 

 

In de doorgang van de triomfboog van Titus is afgebeeld
hoe trotse Romeinse soldaten de heilige voorwerpen uit de tempel van God de wereldstad Rome binnendragen

 

0. DE PROFETIE VAN DE APOSTEL PAULUS IN 2 TESSALONICENZEN 2
 
De beide brieven aan Tessalonica zijn de oudste ons bekende brieven van Paulus: zij zijn geschreven tijdens de tweede zendingsreis, niet lang nadat de apostel samen met Silas en Timoteüs in Macedonië het evangelie had mogen brengen. Datering: 50/51 n.Chr.
 
Beide brieven tonen ons dat er al direct in het begin ontwikkelingen waren die vroegen om nader onderwijs of om vermaning. Het tweede hoofdstuk van de tweede brief laat ons zien dat er toen bij sommigen ook al verwarring was over de verwachting van de wederkomst van onze Heiland.
 
Dit is voor Paulus aanleiding om nog eens terug te komen op een onderdeel van zijn basis-prediking: de tijdige waarschuwing voor de pseudo-verlosser. De wetteloze mens zal zichzelf presenteren als de god van de toekomst. Er is geloof nodig om daardoor niet in de war te raken en om volhardend uit te blijven zien naar de verschijning van de werkelijke Heer der heren: Hij zal de hoogmoedige mens ontmaskeren en overwinnen.
 
 

Beluister hier audioles 1

 
1.1 (Toon ons de Messias!) Het evangelie leert ons verwachten, maar wij mensen zijn van nature ongeduldig. Reeds in de dagen van Petrus dreven sommigen de spot met het uitblijven van de Messias (zie 2 Pe.3,4). Anderen dachten de vervulling van de beloften al voortijdig te kunnen aanwijzen (zie Mt.24,5). In Tessalonica beriep men zich daarbij op profetieën of brieven van apostelen (zie 2 Te.2,1-2).
 
1.2 (De wetteloze mens) Voordat onze Heiland zijn hemelrijk doet komen, zal de hoogmoedige mens zichzelf beschouwen als de vervulling van de toekomstverwachting: hij zelf lijkt de hemel op aarde te brengen. Hij zal Gods plaats innemen. Velen zullen daardoor de verwachting van Messias Jezus inruilen voor tevredenheid over wat de mens mocht bereiken.
 
1.3 (Satanswerk) `De mens van de wetteloosheid’ kan één persoon zijn, maar het is ook mogelijk deze uitdrukking op te vatten als een typering van de mensheid die zich van God losmaakt. Op de achtergrond werkt `een geheim van wetteloosheid’: de kracht van de Satan zal (net als eens in het paradijs) de mensheid opzwepen tot hoogmoed tegenover hun Schepper. Lees 2 Te.2,9-12.
 
1.4 (Het tijdig onderwijs van Jezus Christus) In de tempelrede (Mc.13) horen we wel veel over valse profeten en verdrukking, maar we horen er niet zo expliciet over de hoogmoed van de mens. Toch is er een rechtstreekse lijn tussen het onderwijs van Christus en de woorden van Paulus in 2 Tessalonicenzen 2. Daarvoor moeten we Lucas 17,20-37 lezen.
 
1.5 (Apostolisch onderwijs) Het onderwijs van onze Heiland over een tijd van goddeloosheid, klinkt ook door bij de apostelen in het algemeen. Zie 2 Tim.3,1-4 en 2 Pe.2,5-10.
 
1.6 (Wetteloze mens en antichrist) Is de wetteloze mens dezelfde als de antichrist? Die vraag kwam vanuit 1-2 Johannes al aan de orde (zie de Bijbelstudie Ontkenning onder 1.3) en moet nu ook vanuit 2 Tessalonicenzen beantwoord worden.
 

Beluister hier audioles 2

 
2.1 (De tijdsaanduidingen) 1. Eerst moet de wetteloze mens verschijnen (vers 3).  2. Zoals reeds eerder gezegd (5)! 3.Hij zal pas verschijnen wanneer hij niet meer wordt tegengehouden (vers 6-7).
 
2.2 (De plaatsaanduiding) Hij zal plaatsnemen in Gods tempel. Met andere woorden: zijn verschijning heeft te maken met de tempel van de ware God, een specifieke plaats op aarde.
 
2.3 (Het geprofeteerde feit) In de NBV staat dat de wetteloze mens in Gods tempel plaats zal nemen `op de troon’ (2,4). In het Grieks is dit woord `troon’ helemaal niet te vinden. Er staat alleen dat hij `in de tempel van God gaat zitten’ (HSV). Dit `zitten’ wordt daarna omschreven als `zich voordoen als God’ .  Het gaat dus niet zozeer om de vestiging van een aardse troonzetel: het gaat erom dat de wetteloze doet alsof hij God is door in de tempel van God te gaan `zitten’. NB: in de tempel van God stáát een mens! Wie in de tempel van God gaat `zitten’ is wel zéér hoogmoedig! En om die hoogmoed gaat het. Door in de tempel van God  te gaan zitten, neemt deze mens die tempel over. Het wordt zijn domein en hij kan daarmee doen wat hij wil (Dan.9,26). Voor hem is God als lucht. Deze `tijd van de heidenen’ (Lc.21,24) breekt aan bij de inneming van de tempel (in het jaar 70) en duurt tot de wederkomst (Lc.21,25-27 en 2 Tes.2,8).
 
2.4 (De formulering) Verwoesten van de tempel (Mc.13) is een daad die volgt op het in bezit nemen en het `overnemen’ van Gods tempel (Lc.21,20). In 2 Tes.2,4 wordt dit aangeduid als het `in Gods tempel gaan zitten en zich voordoen als God zelf’. Deze formulering herinnert aan de schokkende plannen van keizer Gaius Caligula, die zijn beeld in de tempel te Jeruzalem wilde laten opstellen (rond het jaar 40). De grote paniek die toen uitbrak onder alle Joden, zit na 10 jaar nog goed in het geheugen.
 
2.5 (Wat weerhoudt) Er is nog iets dat de overname van de tempel tegenhoudt (6-7). Keizer Gaius is tegengehouden door het hele volk en alle leiders, maar de weerstand van het volk zal overwonnen worden door de heidenen. De overname van de tempel is zo zeker, dat het einde van de Joodse weerstand nabij is (Lc.21,20: Jeruzalem wordt ingenomen!). Men kan er op wachten.
 
2.6 (Het geheimenis van de wetteloosheid werkt reeds) Zie vers 7. De stuwing contra de ware God dringt zich op: de tijdgenoten konden het waarnemen.
In de audio komen twee overzichtsschema's ter sprake: zie daarvoor het Blad Verwerking
 

Beluister hier audioles 3

 
3.1 (De overlevering) De tempelprofetie van de Heiland wordt geactualiseerd in de geestelijke situatie van Tessalonica en met gebruikmaking van de politieke voortekenen. Alles staat in het kader van de aansporing om de toekomst van de Heer der heren te blijven verwachten.
 
3.2  (Verwachten in een wetteloze tijd) Het onderwijs over de tijden van hoogmoed bereidt de gelovigen voor op een tijd van vreemdelingschap en heiliging en van uitzien boven de menselijke prestaties en verwachtingen.
Lot als voorbeeld!
 
3.3 (Zijn overweldigende verschijning) Mensen kunnen zich vergapen aan wat de mensheid bereikt: het kan je een groots gevoel geven van vooruitgang. Maar de komst van de Messias is verpletterend en overweldigend: daar worden mensen klein bij vanwege de ontdekkende kracht!
 
3.4 (Zijn werkelijkheid wordt zichtbaar) Het Griekse woord dat vaak voor Jezus’ komst wordt gebruikt is parousia. Het betekent eigenlijk aanwezigheid (in tegenstelling tot afwezigheid, verg. Fil.2,12). De werkelijke machtsverhoudingen in dit heelal worden zichtbaar.
Dat geloof leert de psalmen begrijpen, waarin gelovigen zich in een vijandige omgeving vastklampen aan hun God. Ze kijken boven deze menselijke geschiedenis uit naar hun winnende Heiland: `Die in de hemel woont, zal lachen!’. Pelgrims weten het vandaag al heel zeker: `Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!’ (Psalm 2).