WONDEREN: TEKENEN VAN HET KONINKRIJK VAN DE MESSIAS
Bijbelstudie 1 van 3 over het tweede blokje: Het evangelie van het hemelrijk
Deze Bijbelstudie wordt in de audioles uitgewerkt. Het is daarom goed mogelijk het beluisteren daarvan te combineren met deze Bijbelstudie. Om dit in gedeelten te kunnen doen, is de audioles in drie blokjes van 20 minuten opgedeeld. In de Bijbelstudie wordt aangegeven wanneer een nieuw audioblokje begint. (Via het menu Audiocursus is deze audioles als geheel of ook in drie afzonderlijke blokjes te downloaden).
A. Koninklijk optreden
B. Overwinnend en wervend optreden
C. Het perspectief van deze daden
Twee opmerkingen vooraf:
1. Het koninkrijk van God: zie voor een algemene inleiding op dit thema de bijlage 04.1 Het evangelie van het koninkrijk der hemelen.
2. Wonderen: vraag je af wat je zelf onder `wonderen’ verstaat.
Wij beschouwen wonderen vaak als verrassende uitzonderingen op de natuurlijke wetmatigheden: ze slaan dan gaten in het systeem van deze wereld. In de bijbel is het wonder wel iets bijzonders in Gods eigen handelen, maar niet een ingreep in een ander systeem dat buiten Hem zou staan.
1. KONINKLIJK OPTREDEN
1.1 (Daden bij het woord) Johannes de Doper predikte de nabijheid van het hemelrijk (Mt.3,2): bij Jezus wordt dit het evangelie van het nabije koninkrijk (Mc.1,14-15). Aan dit woord `evangelie’ (goed nieuws) wordt kracht bijgezet door vele bijzondere daden. Het bijzondere is dat Johannes geen `wonderen’ verrichtte (Joh.10,41) en Jezus wel. Hij begon ermee! De nabijheid van het koninkrijk wordt bij Jezus’ optreden ook voelbaar (Mt.4,23-24)!
1.2 (Bijzondere daden) De daden waardoor Jezus aandacht trok, bestonden uit: 1. Genezing van alle zieken die men bracht; 2. Uitdrijving van demonen uit alle bezetenen die tot Jezus kwamen of waarvoor zijn hulp werd ingeroepen; 3. Reiniging van melaatsen die Hem benaderden; 4. Macht over de schepping (wind en golven, vissen, bomen, brood en vis, zelfs leven en dood).
1.3 (Opzienbarende daden) De evangelisten registreren hoe Jezus door zijn daden opzien baarde (Mc.2,12b: `zoiets hebben we nog nooit gezien!’) met als gevolg dat de mensen toestroomden. Waarom waren deze daden opzienbarend? 1. Omdat Jezus op unieke manier genezingen verricht (a. met woorden; b. onbeperkt; c. gratis). 2. Omdat Jezus alle demonen te sterk is (a. op bevel; b. onbeperkt); 3. Omdat Jezus een reiniging biedt die de wet niet kent (melaatsen); 4. Omdat Jezus zelfs de schepping beheerst en doden tot leven kan roepen.
1.4 (Koninklijke daden) Niet het verrichten van bijzondere daden onderscheidt Jezus van Joodse geestenbezweerders en heidense magiërs. De omvang van deze daden en de manier waarop ze verricht worden, laten het optreden zien van een Koning, die (zonder medicijnen, zonder bezweringsformules, zonder magische spreuken, zonder beroep op hogere machten) met eigen gezag heerst over elementen, boze geesten, ziekten en onreinheid. Niet voor niets willen de Joden hem koning maken (Joh.6,15) en niet voor niets typeert men Hem bij de kruisiging als een (mislukte) Koning der Joden (Mt.27,37.42).
1.5 (Hemels) Al deze daden zijn gericht op verbetering, genezing, verlossing, leven. Er is slechts één (symbolisch) vloekwonder (de verdorde vijgenboom). Nooit gebruikt Jezus zijn macht om zich te laten gelden tegenover tegenstanders (Lc.9,51-56; Mt.26,51-53).
1.6 (Veelzeggende daden) De opvallende daden heten `Tekenen’ (Grieks sèmeia). Dit woord komt nogal vaak voor in combinatie met het woord `bijzondere gebeurtenissen’ (Grieks terata) óf met het woord `krachten’ (Grieks dunameis). De twee laatste woorden zijn verwisselbaar: zij typeren de bijzondere daden als `uitzonderlijk’ of `opvallend krachtig’. In samenvattingen kan een enkele keer dubbelop worden gesproken over de `krachten, wonderen en tekenen’ die God door Jezus deed (Hnd.2,22) of die de apostelen mochten verrichten (2 Kor.12,12). In alle gevallen hebben deze daden betekenis: ze zijn veelzeggend! Om deze taal van de bijzondere daden gaat het, niet om de gebeurtenissen op zichzelf (Joh.4,48). Het woord `teken’ (sèmeion) domineert.
Mozes deed in Egypte `wonderen en tekenen’ (Hnd.7,36) en precies datzelfde deed ook Stefanus in Jeruzalem (Hnd.6,8), evenals de apostelen dit vermochten in Jezus’ naam (Hnd.2,43; 4,30; 5,12; 14,3; 15,12; Heb.2,4; Rom.15,19). Overigens kunnen ook valse profeten dit komen doen (Mt.24,24; 2 Tes.2,9) en er bestaat een verkeerd verlangen naar tekenen en wonderen (Joh.4,48).
Hierbij een vraag terzijde: Wat voor indruk krijg je uit bovenstaand (volledig) teksten-overzicht? Is het verrichten van `wonderen en tekenen’ iets van christenen in het algemeen of niet? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
2. OVERWINNEND OPTREDEN
2.1 (Hemels paspoort) Jezus Christus beroept zich op de werken die Hij in Israël verricht: deze bewijzen dat Hij meer is dan Johannes en dat Hij door de Vader is gezonden (Joh.5,36; 10,25.37-38). De meer dan eens herhaalde ongelovige vraag naar `een teken van de hemel’ wijst Hij af: de hemel levert IN HEM al het bewijs (Mt.12,38v.; 16,1v.). Wanneer dat te min is, zal niets baten.
2.2 (Het hemelrijk wint van de demonen) De grote daden van Jezus zijn tekenen van zijn overwinning op de satan. Demonen beschadigen mensen of beheersen hen zelfs. De demonen blijken precies te weten wie hun Overwinnaar is. De Joodse leiders beseffen het ook, maar proberen dit feit te verdonkeremanen door laster (`Hij heeft een akkoord met de duivel’). In feite is het `hemelrijk’ nu winnend aanwezig op aarde. De satan verliest terrein in de hemel en begint briesend aan zijn al verloren laatste offensief op aarde (zie Lc.10,18-20 voor de val van de satan uit de hemel en zijn bliksemactie op aarde).
Het verdrijven van geesten uit bezetenen is niet scherp te onderscheiden van het genezen van blinden, lammen e.a. (Mt.4,24; 8,16-17; 10,1; Lc.6,18; 13,16). Men wordt genezen óf van belegering door beschadigende kwelgeesten óf van inwoning door vernielende geesten.
Op deze gegevens kunnen we geen ziekteleer of een psychiatrie bouwen. Wij zien de werkelijkheid beperkter dan zij aan de dag trad bij het verschijnen van de Koning. Door het offensief van Jezus werden de demonen `uitgerookt’ uit hun holen en kwamen zij opeens veel meer publiek naar voren dan normaal.
3. WERVEND OPTREDEN
3.1 (Bescheiden presentatie) Jezus’ grote daden zijn opvallend beperkt van reikwijdte: het bericht erover reikt niet veel verder dan de omliggende gebieden van Palestina. Rome weet er niet van. Jezus doet geen demonstraties. Hij is als regel alleen op afroep of nabij helpend. Soms verbiedt Hij het spreken over een genezing of verricht die in besloten kring. Het blijft bij prikacties van het hemelrijk: genoeg als bewijs, nog veel te weinig voor de vrede op aarde.
3.2 (Geloof gevraagd) Rond de tekenen is voortdurende de vraag naar geloof aan de orde: geloof in Jezus als de Gezondene van de Vader! Dat geloof impliceert de bereidheid Hem te volgen in liefde en lijden. De tekenen van het hemelrijk leiden nog niet tot totale wereldverandering: de `koninkrijken van de wereld met hun heerlijkheid’ blijven nog even onder de invloed van de satan (verg. Mt.4,8-9). Deze tekenen roepen wel op tot geloof in de Koning van deze aanstaande verandering. Men ziet flitsen van het hemelrijk: zoek de hemelse Koning!
3.3 (Zelfverloochenend) Deze grote terughoudendheid van de Heiland wijst op zelfbeperking. Het opvallendste is dat Hij zijn macht nooit inzet voor zichzelf. Het is een raadselachtige combinatie geweest voor de mensen: adembenemend machtig en gehangen aan het hout (Mt.27,42-43).
4. HET PERSPECTIEF VAN DEZE DADEN
4.1 Als koning kan Jezus ook mensen machtigen om grote daden te verrichten. Die machtiging is verbonden aan een uitzending om te prediken (de twaalf Mt.10,7-8; Mc.3,14-15; Lc.9,1-2.10; de zeventig Lc.10,1-9.17; de uitgezondenen na Pasen die op hun reizen door tekenen `gevolgd’ worden Mc.16,17-20): voor de leerlingen zelf zijn deze daden ondergeschikt aan het feit dat hun namen staan ingeschreven in de hemel (Lc.10,20). De krachten en wonderen zijn niet het kenmerk van de christenheid, maar de bewijzen voor Jezus’ majesteit en de voortekenen van een complete wereldverandering (Hnd.2,22; 3,21).
4.2 De tekenen van het koninkrijk wijzen vooruit naar het komende rijk. Daar zullen gelovigen deel krijgen aan de goddelijke natuur (2 Pe.1,4): de tekenen en krachten door Jezus en de apostelen wijzen naar hun toekomst: ze zijn hun voorland (Joh.14,12; Mt.13,43)! Ze wijzen de wereld ook op de komst van het reeds door Johannes aangekondigde gericht van dit rijk (Mt.13,41-42; 24,29-51).
Veel mensen zijn in onze tijd op wisselende fronten actief bezig om de krachten van het rijk te realiseren (globaal aan te duiden als bevrijdingstheologie; genezingsministry; demonenverdrijving; bevrijdingspastoraat e.a.). Nadenken over het bijbelse perspectief van de apostolische tekenen is daarbij niet overbodig.