Jakobus: Jakobus en Paulus
Verwerkingsblad voor groepsbespreking
Ga vanuit de bijbel naar het thema toe: lees Galaten 2,11-14; Handelingen 21,18-26
Een lied om te zingen:
O grote God die liefde zijt,
o Vader van ons leven,
vervul ons hart, dat wij altijd
ons aan uw liefde geven.
Laat ons het zout der aarde zijn,
het licht der wereld, klaar en rein.
Laat ons uw woord bewaren,
uw waarheid openbaren.
Maak ons volbrengers van dat woord,
getuigen van uw vrede,
dan gaat wie aarzelt met ons voort,
wie afdwaalt met ons mede.
Laat ons getrouw de weg begaan
tot allen die ons verre staan
en laat ons zonder vrezen
de minste willen wezen.
Liedboek voor de kerken, lied 481:1,2 [Nieuw: 380:1,2]
Het thema kun je bespreken aan de hand van de volgende punten:
1. De oudste geschiedenis van het christendom heeft een dode hoek. We zien hoe velen uit de Joden tot Christus worden bekeerd na Pinksteren (Saulus). We zien vervolgens hoe de Joodse christenen zich openstellen voor de christenen uit de heidenen (Barnabas). Maar dan is er de dode hoek: hoe ging het verder met de christelijke gemeenschap uit de Joden, met name in Jeruzalem (Jakobus)? Zij zaten ingeklemd tussen het Joodse volk waar ze bij hoorden en de onbesneden christenen uit de heidenen waarmee ze zich verbonden wisten. Bespreek dit probleem aan de hand van de volgende stellingen.
1.1 De Joodse christenen hadden na Pinksteren moeten breken met hun Joodse leefgewoonten (besnijdenis, sabbat, kosjer eten enz.).
1.2 De Joodse christenen hadden na Pinksteren van de christenen uit de heidenen moeten vragen, zich aan te passen aan de Joodse levenswijze.
1.3 De Joodse christenen hadden na Pinksteren een gesloten groep moeten blijven, afgezonderd van de christenen uit de heidenen.
1.4 Wanneer Paulus in Jeruzalem gevangen wordt genomen bij het meewerken aan een nazireaatsoffer, is dit te zien als een hemelse afkeuring van zijn daad.
*
2. De problematiek van de relatie tussen de christenen uit de Joden en die uit de heidenen wordt nogal eens gelijkgesteld met de problematiek van de verhouding tussen christenen en de hen omringende cultuur. Men zegt dan dat ook wij op een andere manier `De Joden een Jood en de Grieken een Griek moeten zijn’. Klopt die gelijkstelling wel?
Zie ook in de vragenrubriek bij de Bijbelstudie over Dionysius de vraag over Cultuurgericht kerk-zijn: de Joden een Jood en de Grieken een Griek?
*
3. Jakobus, de broer van de Here Jezus, stierf in Jeruzalem als martelaar. De gemeente moet enkele jaren later Jeruzalem verlaten en in de vreemde gaan verblijven wanneer de Joodse oorlog uitbreekt (66-70). Bespreek de volgende stelling: `Dit lijden was voor de christenen een grote tegenvaller’.
Laatste gebed der martelaren. Schilder: Jean-Léon. (1824-1904)
In één woord!
Aan het eind van de bespreking kan ieder eerst voor zichzelf op een blaadje het woord schrijven dat het beste samenvat wat je uit deze Bijbelles meeneemt voor jezelf. Schrijf daarna de woorden die ieder koos op een groter blad papier. Kijk of je daar samen een kernwoord uit kunt kiezen dat door meer of door iedereen wordt herkend.
Je kunt het meest herkende woord op een vaantje schrijven met de kleur van deze drie Bijbellessen (goud). Op den duur krijg je een slinger met twaalf vaantjes in vier kleuren: het snoer dat je groepsavonden verbindt.
Samen danken en bidden met Jakobus, de broer van onze Heiland
Sluit af met gezamenlijk gebed:
Onze hemelse Vader. Leer ons geduld te hebben tot de Heer komt. Wij erkennen dat U bent als de boer, die geduldig blijft wachten op de kostbare opbrengst van zijn land, tot de regens van najaar en voorjaar zijn gevallen. Leer ons om met U net zo geduldig te zijn. Geef dat wij moed houden, want we geloven dat onze Here Jezus Christus spoedig zal komen. Laten wij niet over elkaar klagen: we zouden uw oordeel over ons afroepen. We weten dat U als rechter voor de deur staat. Wij nemen een voorbeeld aan het geduldige lijden van de profeten die in uw naam spraken. U liet hen standhouden en wij prijzen hen gelukkig! Uw woord vertelt ons hoe standvastig Job was, en we weten welke uitkomst U gaf. We weten ook van Jezus’ broer Jakobus, martelaar op aarde, maar opgenomen in uw heerlijkheid. U, o onze Vader, bent immers liefdevol en barmhartig over allen die volharden. Wij vertrouwen ons toe aan U. De glorie en de lof zij U voor eeuwig, boven en beneden. Amen.
Jakobus 5,7-11.