IN ISRAËL INGELIJFD
Bijbelstudie 3 van 3 over het vierde blokje: De volken en het evangelie
Deze Bijbelstudie wordt in de audioles uitgewerkt. Het is daarom goed mogelijk het beluisteren daarvan te combineren met deze Bijbelstudie. Om dit in gedeelten te kunnen doen, is de audioles in drie blokjes van 20 minuten opgedeeld. In de Bijbelstudie wordt aangegeven wanneer een nieuw audioblokje begint. (Via het menu Audiocursus is deze audioles als geheel of ook in drie afzonderlijke blokjes te downloaden).
A. Tweeërlei Israël
B. Toekomst voor Israël door de Messias van God
C. Het beloofde land wordt wereldwijd
1. TWEEËRLEI ISRAËL
1.1 (Niet heel Israël was het Israël van de HERE) Het Oude Testament is een dik boek, maar het had dit niet hoeven te zijn wanneer Israël na de intocht alleen maar een vroom en heilig volk was geweest. De geschiedenis van weerspannigheid en afval, van rechters en koningen, van ballingschap en terugkeer leidt ertoe dat het Oude Testament als geheel vijf keer de omvang heeft gekregen van de Wet (zie ook Heb.1,1)! Zonder de profeten zouden Mozes en het NT bijna van dezelfde omvang zijn en samen zouden ze nog altijd kleiner zijn dan de Profeten. Israëls geschiedenis is een zwartboek geworden dat Stefanus aan het Sanhedrin voorhoudt (Hand.7). En Paulus maakt aan de Romeinen duidelijk dat het Joodse volk zichzelf niet heeft kunnen rechtvaardigen (Rom.3,1-20). Wel is er altijd een gelovige Rest bewaard gebleven, het Israël van Gods verkiezing: dit is er ook in Paulus’ dagen (Rom.11,1-5)!
1.2 (De kinderen van Abraham zijn niet allemaal Abrahams kinderen) Paulus schrijft aan de Romeinen (die slechts één Joods volk kenden in Rome) een voor hen raadselachtig woord: `Niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël’ (Rom.9,6). Romeinen zagen alleen de buitenkant van de vele synagogen in de stad, maar Paulus leert hen dat van God uit gezien er een scheidslijn loopt tussen gelovige kinderen van Abraham en ongelovige (Rom.9,8). Niet stam of natie zijn voor God beslissend, maar het geloof waartoe Hij reeds Abraham riep (Rom.9,11). De laatste en grootste profeet van het Oude Verbond, Johannes de Doper, heeft dit als heraut van de Messias krachtig aan Israël voorgehouden (Mt.3,9) en Jezus zelf heeft allen die Hem afwezen, verweten dat zij geen kinderen van Abraham waren, maar kinderen van de leugenaar (Joh.8,30-59).
1.3 (Het oordeel over ongelovig Israël) Zowel Johannes de Doper als Jezus zelf hebben het oordeel aangekondigd over allen in Israël die Gods Gezondene en zijn heraut verwierpen (Mt.3,7-10; 11,20-24; Lc.23,27-31). De apostel Paulus schrijft dat over de Joden die Jezus kruisigden en de gelovigen vervolgen, het oordeel ten volle is gekomen (1 Tes.2,14-16): de volste toorn is dat God mensen overgeeft aan hun eigen kwaad en ongeloof (verg. Rom.1,18.28). De synagogen die zich vijandig opstellen tegenover Christus en zijn volgelingen, wordt een `synagoge van de satan’ (Op.2,9; 3,9). Helaas hebben latere christenen dit soort Bijbelteksten gebruikt als rechtvaardiging voor een vijandige houding tegenover de Joden. Zij vergaten dat deze ernstige woorden altijd nog gesproken worden in het heden van de genade en bedoeld zijn als heftige waarschuwing om alsnog tot bekering en geloof te komen: Petrus wijst de Joden in Jeruzalem met ernst en liefde op deze tijd van genade (Hand.2,37-40; 3,17-26). En Paulus gebruikt al zijn tijd om te bidden voor zijn ongelovige volksgenoten (Rom.9,1-5; 10,1-3; 11,13-14).
2. TOEKOMST VOOR ISRAËL DOOR DE MESSIAS VAN GOD
2.1 (Heel Israël behouden?) Een veelbesproken tekst is Romeinen 11,26 (HSV: En zo zal heel Israël zalig worden’; NBV: `Dan zal heel Israël worden gered’). Er zijn vele meningen over de vraag hoeveel hoop deze woorden bieden. Zullen bij Jezus’ komst de dan levende Joden zich massaal bekeren? Zullen dan alsnog alle Joden gratie verkrijgen? Zal dan blijken dat het Joodse volk behouden blijft na het interim van de kerk (de tijd waarin heidenen tot geloof komen)? Of is die instroom van heidenen de manier waarop Israël een afgesloten geheel gaat vormen? Bij alle discussie over dit Bijbelvers moet vaststaan dat de uitleg ervan nooit tot opheffing kan leiden van wat er verder staat in Romeinen 9-11 en in het Nieuwe Testament. Wat er ook te zeggen zou zijn over de redding van `heel Israël’ - het zal nooit buiten de bekering tot Christus omgaan en de christenen uit de heidenen horen als ingeplante delen bij dit Israël.
Romeinen 11,26 is niet geruststellend, maar wel hoopvol. Het gunde Paulus geen rust. Hij spande zich in voor de bekering van de heidenen om zijn volksgenoten jaloers te maken (Rom.11,11-14).
2.2 (Geen opheffing van Israël, maar uitbreiding) Hoewel de bekeerde heidenen niet besneden hoefden te worden en geen burgers werden van Jeruzalem, had hun bekering wel grote betekenis voor Israël. In Christus werd, zoals Jakobus zegt, de vervallen hut van David herbouwd als middelpunt voor alle mensen over wie nu de naam van de HERE werd uitgeroepen (Hand.15,16-17). Met andere woorden: Gods gelovige Israël omsluit voortaan alle christgelovigen: Israël wordt uitgebreid, niet opgeheven.
De apostel Petrus noemt de christenen uit de heidenen `vreemdelingen en bijwoners’ (1 Pe.2,11): de hoeksteen waarop zij gebouwd worden, ligt in Sion (1 Pe.2,5-8).
2.3 (Geen tweede boom, maar geënt in de oude boom) De christenen in Rome, min of meer los van de synagoge tot geloof gekomen, moesten nog leren hoe hun positie was ten opzichte van Israël. Voor hen was het vreemd dat ze geloofden in de Messias van Israël die juist door (een groot deel van) Israël zelf was verworpen. Ze zouden kunnen gaan denken, dat zij zelf een nieuwe Start vormden na de afval van dit oude bondsvolk. Niets is echter minder waar. God heeft zijn volk niet verstoten. Er zijn nog gelovige kinderen van Abraham die ook de Messias liefhebben. Paulus is al het eerste voorbeeld daarvan. En zo zijn er vele anderen, net als de 7000 getrouwen in de tijd van Elia (Rom.11,1-5). De christenen in Rome moeten beseffen dat zij invoegen bij dit Rest-volk. Er zijn wel takken van de oude boom afgehouwen, maar de boom staat nog. En de christenen uit de volken worden in die boom geënt. De doorgaande boodschap van Romeinen 9-11 is dan ook dat de christenen in Rome niet eigenwijs moeten zijn, maar bescheiden (Rom.11,17-22.25).
2.4 (Lokroep voor het afwerend deel van Israël) Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem zijn de Hem vijandige leiders hoogst verontwaardigd dat het volk Hem toejuicht: `Gezegend Hij die komt in de naam van de HEER!’ (Matteüs 21,15). Later zegt Jezus tegen deze leiders dat Gods oordeel hun stad en volk zal treffen totdat Hij in glorie zal terugkomen. Dan komt de tijd dat zij zullen zeggen: `Gezegend Hij die komt in de naam van de HEER!’ (Matteüs 23,38-39). Dit is een uitnodigend woord.
3. HET BELOOFDE LAND WORDT WERELDWIJD
3.1 (De landbelofte) Aan Abraham beloofde de HERE een land om in te wonen (Gen.15,7-21). In de tijd van Mozes mocht het volk dit land in bezit gaan nemen (Dt.1,8). Het bleef Gods land waar Israël alleen zou blijven wonen wanneer het ook Gods volk wilde zijn (Dt.28,58-68). Dit betekent niet dat de toekomst van Gods werk geheel in de handen van Israël kwam te liggen: na hun afval blijft nog de trouw van God die – hoe dan ook – zijn werk niet verloren zal laten gaan (Dt.32,26-43).
Deze werkelijkheid van de ernst van Gods verbond en de hoogheid van zijn trouw bepaalde de wisselende geschiedenis in de tijd van rechters en koningen en ten tijde van de ballingschap en de terugkeer uit die ballingschap.
Deze werkelijkheid leidde in het laatst van de dagen tot de genadige zending van de Verzoener van Israëls zonden en tot de oproep om door Hem de rust binnen te gaan die Jozua nog niet had kunnen brengen (Heb.3,7-4,11). Jezus belooft de zachtmoedigen dat zij `het land zullen erven’ (Mt.5,5).
Meestal wordt Matteüs 5,5 als volgt vertaald: `zij zullen de aarde erven’. In het Grieks is de aansluiting bij de landbelofte aan Abraham duidelijker. In het Oude Testament wordt de woordgroep `het land erven’ vaak gebruikt voor de belofte aan Abraham (bijv. Dt.1,8). In het Grieks staan dan in Matteüs 5,5 precies dezelfde woorden (`het land erven’). De belofte aan Abraham wordt vervuld aan alle christenen uit de Joden en uit de volken. De `rust in het land’ wordt bereikt door de `vrede op aarde’.
3.2 (Christelijke Joden en de staat Israël) Sinds de oprichting van de staat Israël menen veel christenen dat daarmee de vervulling van heilsprofetieën in gang werd gezet. Men ziet dan vaak over het hoofd dat de staat Israël officieel niet-christelijk is. Wat ook de betekenis zal blijken te zijn van deze staat, in ieder geval heeft ze niets te maken met de christelijke Joodse gemeenschap die over de hele wereld verbreid is. Dit laatste Israël (eigenlijk niet welkom in de staat Israël) is de drager van de beloften en is onze broeder! Ook was de landbelofte reeds in het Oude Testament niet een onvoorwaardelijke territorium-toezegging aan een volk, een rasverbonden natie. Het was een belofte die door geloof aanvaard mocht worden en voor het geloof gerealiseerd werd uit genade.
3.3 (Letterlijke of geestelijke uitleg van profetische landbeloften?) Wanneer oudtestamentische profeten de beloften voor de toekomst van Israël beschrijven, gebeurt dat vaak heel concreet. Steden zullen herbouwd worden, grenzen worden beschreven, Israël zal weer onder wijnstok en vijgenboom wonen, niemand zal meer kwaad doen op Gods heilige berg (bijv. Jes.49,8-13; Ez.47,13-23). Deze profetische landbeloften zijn voor sommigen aanleiding om alsnog een geografische toekomst te verwachten voor het Joodse volk (hetzij via de staat Israël nu, hetzij in de toekomst met het duizendjarig rijk). Hun verwachtingen worden door andere christenen krachtig weersproken: zij pleiten er voor om die profetische landbeloften niet letterlijk te nemen. Ze zouden moeten worden vergeestelijkt: in de beelden van de aarde en het land is dan de belofte verpakt van een geestelijk hemelrijk dat niet van deze aarde is.
1. Het is voor iedereen onmogelijk om alle profetische landbeloften samen `letterlijk’ te nemen: het kan daarom niet ontkend worden dat toekomstbeloften vaak worden uitgedrukt in het voorstellingsmateriaal van de luisteraars. Omdat de beloften hun werkelijkheid en voorstellingsvermogen wel ver te boven gaan, geven ze richting en hoop, maar geen landkaart (verg. het boek Openbaring). 2. Toch betekent dit nog niet dat de vervulling niet te maken zou hebben met de concrete landwerkelijkheid waaraan de beschrijving ontleend is. Wanneer de beschrijving van Israëls toekomstige grenzen in Ezechiël moeilijk op een landkaart is in te tekenen, betekent dit nog niet dat er helemaal geen land zou zijn in de toekomst. Het mag een Andere wereld worden, maar dan nog wel een Wereld! 3. In plaats van `letterlijk’ of `geestelijk’ lezen, zouden we `heilshistorisch’ moeten lezen (zie 3.4 en 3.5).
3.4 (De uitbreiding van de beloften door Messias Jezus) Ook de beloften van Messias Jezus zijn landbeloften (Mt.5,5: `het land/de aarde erven’). Hij zal terugkomen met al zijn engelen om de uitverkorenen uit alle vier hoeken van aarde en hemel bijeen te brengen (Mt.24,30-31). Wij verwachten naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (2 Pe.3,13).
De uitvoering van Gods beloften kent een geschiedenis die samenhangt met de reactie van de mensen. Door de geschiedenis van Israël en de zonden van Davids huis moest aan Jezus’ komst een boetprofeet vooraf gaan (Mal.4,4-6; NBV 3,22-24) en werd de Messias uit een maagd aan Jozef gegeven (Jes.7,10-14). Bij de landbelofte aan Abraham stonden de volken aan de horizon om met Abraham gezegend te worden (Gen.12,2-3; 18,18-19). Hoe dit zou gebeuren was nog onbekend. Jezus Christus laat zien dat zowel Abrahams volk als alle volken de toegang tot God alleen kunnen behouden en krijgen door Zijn offer. Hij bepaalt nu ook de vervulling van de landbelofte: in Hem worden alle gelovigen uit Israël en uit de volken de erfgenamen van een land dat zo wijd is als de nieuwe aarde.
3.5 (Jeruzalem is niet voorbij, het komt nieuw terug!) De sporen van Gods geschiedenis met Israël worden niet uitgewist. Jeruzalem wordt wel nieuw en het komt nu wel uit de hemel, maar het blijft Jeruzalem, Sion (Heb.12,22-29; 13,14)! En het nieuw Jeruzalem is wel gebouwd op de fundamenten van de 12 apostelen, maar men gaat daarin binnen door de 12 poorten die de namen van de 12 stammen dragen (Op.21,9-27). Abraham zal met vreugde zien hoe grandioos en alles overtreffend de Landbelofte wordt vervuld (Joh.8,56)!
SAMENVATTEND:
Gods gemeente door het Nieuwe Verbond in zijn bloed, is
- niet de vervanging of het einde van Israël;
- niet een interim tot aan de herstelling van Israël.
De gemeente na Pinksteren is
- het Nieuwe Verbond met Israël
- door het bloed van Davids Zoon Jezus Christus.