ONDERWIJS VOOR LEERLINGEN VAN DE KONING
Bijbelstudie 2 van 3 over het tweede blokje: Het evangelie van het hemelrijk
Deze Bijbelstudie wordt in de audioles uitgewerkt. Het is daarom goed mogelijk het beluisteren daarvan te combineren met deze Bijbelstudie. Om dit in gedeelten te kunnen doen, is de audioles in drie blokjes van 20 minuten opgedeeld. In de Bijbelstudie wordt aangegeven wanneer een nieuw audioblokje begint. (Via het menu Audiocursus is deze audioles als geheel of ook in drie afzonderlijke blokjes te downloaden).
A. Leraar in Israël
B. Leraar van het hemelrijk
C. Genade en geboden
1. LERAAR IN ISRAËL
1.1 (Leraar in de synagogen) Wonderen verrichtte onze Heiland meestal op verzoek van zieken en van familie van bezetenen (Jezus dringt genezingen niet op aan wie niet gelovig vraagt: Mc.6,3-5). Zijn optreden als Leraar vindt echter geheel op eigen initiatief plaats: het is zijn kernactiviteit! Hij gaat daarmee door, ook bij tegenstand (Lc.19,47; 21,37).
Deze activiteit richt zich op heel Israël, niet alleen op zieken en bezetenen. Het is een optreden in de synagogen (Mt.4,23), lang volgehouden (Mt.9,35) en heel publiek, tot in de tempel toe (Joh.18,20). Jezus heeft van zijn leer nooit een geheim gemaakt: integendeel, iedereen is op de hoogte (Joh.7,14vv.; 18,21). Vandaar dat men Hem niet aanspreekt als dokter, maar als Leraar!
Lucas beschrijft uitvoerig een nogal specifiek voorbeeld van optreden in de synagoge (Lc.4,16-30).
1.2 (Leraar met gezag). Jezus onderwees `de weg van God’ (Mt.22,16). Opvallend is dat zijn onderwijs vooral aandacht trok door de manier van onderwijzen. Hij onderwees niet als de wetgeleerden, maar Hij onderwijst met gezag (Mt.7,29; Mc.1,22.27; Lc.4,32). Blijkbaar is Jezus’ optreden als leraar dus wel te vergelijken geweest met dat van de Schriftgeleerden, die Mozes en de profeten uitlegden, maar wat opvalt is dat Jezus de wet uitlegt en toepast met eigen autoriteit. Een voorbeeld daarvan vinden we in Lucas 4,16-30 (Jezus poneert gewoon dat de profetie nu vervuld is!).
Drie opvallende (en voor de Joden omstreden) punten waren: 1. Jezus’ verklaring dat de sabbat aan Hem onderworpen is (Mc.2,28); 2. Jezus’ verklaring dat de mens niet onrein wordt door wat hij eet (Mc.7,15-23); 3. Jezus’ afschaffing van de scheidbrief (Mt.19,7-10). Op de achtergrond daarvan speelt steeds de hoofdvraag: met welk gezag spreekt en handelt Hij (Mc.11,28)?
1.3 (Vervuld wordt de Schrift!) Jezus is zelf de inhoud van zijn leer. Met gezag presenteert Hij zichzelf als de Vervuller van wet en profeten (Mt.5,17; Lc.4,21; Joh.5,39). Er is te onderscheiden tussen a) het onderwijs over de vervulling aan de scharen (Jezus is de beloofde en nu gekomen Messias: Mt.11,27-30; Joh.6,35-59; Mc.12,35-37) en b) dat aan de leerlingen (meer over de weg van de Messias, m.n. zijn lijden: Mt.16,21). In beide gevallen toont Jezus dat zijn optreden `past bij de Schriften’ (dit is breder dan een reeks losse woorden die vervuld worden): wat nog onvervuld is in wet en profeten blijkt opgevuld te worden door Jezus. Vanuit het Oude Testament gezien waren de leer en het optreden van de Messias niet voorspelbaar, wel herkenbaar.
a) Mt.11,13; 12,5; 21,42; 22,29; Joh.7,38.42; 10,35-38. De zelfverkondiging van de Messias leidt a) bij gebrek aan aanvaarding tot het spreken in gelijkenissen (Mt.13) en b) bij oppositie tot dreigende toespraken aan het adres van de leiders (Mt.23).
b) Het (besloten) onderwijs over het lijden (vanuit de Schriften) wordt voor ons zichtbaar in de evangeliën (Mt.24-25; Joh.13-17; Lc.24,25-32.44-48) en in het Schriftbewijs dat de apostelen later als vanzelfsprekend hanteren (Hnd.2,25-36; 3,18; 13,27.29; Hebreeën). Zie over de inhoud van dit (besloten) onderwijs verder les 3 (`Lijden: de weg van de Koning’).
2. LERAAR VAN HET HEMELRIJK
2.1 (Geloven en gehoorzamen) De oproep om Jezus te aanvaarden als de Leraar van het hemelrijk impliceert de oproep om Hem te gehoorzamen. Jezus’ gezag blijkt uit zijn spreken over `Mijn geboden’ (zo spreekt geen Schriftgeleerde): Joh.13,34; 14,15; 15,10.12.14. Alle volken moeten leren in acht te nemen wat Jezus geboden heeft aan de apostelen toen Hij op aarde was (Mt.28,20).
2.2 (De nieuwe Sinaï) De zogeheten Bergrede maakt zichtbaar hoe Jezus voor zijn volgelingen een nieuwe Wetgever is.
Het tijdstip: wanneer door de prediking in de synagogen en door de wondertekenen in stad en dorp de mensenmenigte rond Jezus steeds groter wordt, verzamelt Hij zijn leerlingen en volgelingen rondom zich en gaat aan hen publiek zijn wetten van het hemelrijk voorhouden. Mt.4,23-5,2; Lc.6,17-20.
De plaats: Jezus trekt zich terug naar zijn eigen plek (`de berg’): Mt.5,1. Hij spreekt de mensen toe vanaf een plateau halverwege de helling: Lc.6,17a. Het is een nieuwe start, ver van Jeruzalem en buiten de synagogen. Het lijkt een tweede Sinaï.
De omstandigheden: Jezus kiest uit de kring van leerlingen een twaalftal volgelingen, herinnering aan de twaalf stammen. Fundament voor een nieuwe fase. Lc.6,12-17.
De voorbereiding: een nachtlang voorbereidend gebed (Lc.6,12b). Het langste nachtelijke gebed: zo belangrijk zou de dag worden!
Het vervolg: De berg van de geboden is ook de plek waar de apostelen later de opdracht zullen krijgen om `wat Ik u geboden heb’ aan de volken te leren (Mt.28,16-19). De Bergrede wordt grondwet voor alle christenen. Zij klinkt soms letterlijk door in de brief van Jakobus, de broer van de Heer (Jak.2,5/Mt.5,3; Jak.5,12/Mt.5.34-37).
2.3 (Geboden naar het hemelrijk): De zogeheten Bergrede is zowel een wegwijzer naar het rijk van de hemelen dat sinds Johannes de Doper als evangelie wordt verkondigd (Mt.5,3-12; Lc.6,20-23) als een waarschuwing voor het oordeel dat sinds Johannes de Doper als nabij wordt gepredikt (Lc.6,24-26). Jezus is de enige weg naar dit hemelrijk: Hij is de Heer van dat rijk (Mt.7,13-27; Lc.6,46-49). De geboden van Jezus gaan verder dan Mozes: het licht van het hemelrijk gaat uit boven de schaduwen van de wet (Mt.5,17-48; Lc.6,27-36). Jezus leidt zijn volgelingen naar niets minder dan `de volmaaktheid’ (Mt.5,48): dat is richtinggevend, ook voor het bidden (Mt.6,9-13).
Terwijl ook de wetten van Mozes wijzen op liefde en heiligheid, zijn die wetten ineengevlochten met natie en tempel. Juist dit ontbreekt in de Bergrede. Het hemelrijk is niet nationaal beperkt en ook niet verbonden met plaatsen op aarde (verg. Joh.4,21-24).
2.4 (Decaloog en Bergrede) De Bergrede is de vervulling van de Decaloog (de 10 geboden), niet de opheffing ervan. Heel duidelijk blijkt dit in Romeinen 13,8-14 waar de liefde voor Messias Jezus (Rom.13,14) blijkt uit het liefhebben van de ander (Bergrede, Rom.13,8.10) als vervulling van de voor ieder geldende 10 geboden (Sinaï, Rom.13,9.13b.14b) en als houding die past bij het nabije hemelrijk (Rom.13,11-12).
3. GENADE EN GEBODEN
3.1 (Toch weer onder de wet?) Veel christenen zien de periode van het Nieuwe Verbond als een tijd van genade (wat het ook is, gelukkig) en niet meer als een tijd voor wet of gebod (wat de vraag is). Hier komt aan de orde wat de betekenis van `de wet’ (nog) is volgens Paulus: dit onderwerp voert hier echter te ver en kan later aan de orde komen. Dichterbij ligt de vraag hoe de geboden van de Bergrede zich verhouden tot het evangelie van genade door verzoening. Het antwoord ligt eigenlijk in de Bergrede zelf besloten: de geboden van de Bergrede zijn de geboden van de Here en Verlosser (Mt.7,21-23). Zij leiden niet naar Hem toe: Hij komt juist zelf naar de mensen toe. Zijn geboden zijn de staf waarmee de goede Herder zijn schapen nu leidt op de weg naar zijn hemelrijk. Zijn geboden horen bij zijn genade. Het is voorbereiding op zijn toekomst!
3.2 (De geldigheid van de Bergrede) De blijvende geldigheid van de Bergrede wordt op verschillende manieren betwist. Zij wordt dan gezien als een rede met beperkte geldigheid.
a. Alleen geldig voor later (ideaal voor de toekomst)
b. Alleen geldig voor een speciale periode (de crisistijd rond Jezus op aarde; of: het 1000-jarig rijk)
c. Alleen geldig voor sommige personen (evangelische raadgevingen voor geestelijken)
d. Alleen geldig voor een deel van het leven (2-rijkenleer)
Ook wanneer deze theorieën niet zijn te handhaven, zijn ze wel te begrijpen: de Bergrede leidt op een weg die naar een nog hogere bestemming voert.
3.3 (Leraar en lijden) Voor de leerlingen die in Jezus gaan geloven en die zijn leer en zijn geboden aannemen, is er iets vreemds verbonden aan deze Leraar. Hij verliest gaandeweg terrein, wijkt uit naar andere gebieden, houdt zich soms schuil. Dit riep vragen op, maar het blijkt juist te horen bij het onderwijs dat leerlingen van deze Leraar moeten aanvaarden. Hij is een Leraar die gaat lijden (zie Maria van Betanië). Van belang is dat dit lijden hóórt bij zijn onderwijs. Het is al ingebouwd in de Bergrede (Mt.5,10-12.44-45; Lc.6,22-23.27-35). Zie ook Mt.10,24-33!.