Skip to main content

Johannes een van de twaalf kroongetuigen van het evangelie

HET EVANGELIE OVER HET BEGIN

  Bijbelstudie 1 van 3 over het eerste blokje: Het begin van het evangelie

Deze Bijbelstudie wordt in de audioles uitgewerkt. Het is daarom goed mogelijk het beluisteren daarvan te combineren met deze Bijbelstudie. Om dit in gedeelten te kunnen doen, is de audioles in drie blokjes van 20 minuten opgedeeld. In de Bijbelstudie wordt aangegeven wanneer een nieuw audioblokje begint. (Via het menu Audiocursus is deze audioles als geheel of ook in drie afzonderlijke blokjes te downloaden). 

A. Evangeliën over het Begin
B. Johannes Marcus: Petrus en zoon
C. Marcus 16: zo begon het evangelie!
D. (Bijlage:) Papias over Marcus

 

Beluister hier audioles 1

1. EVANGELIËN OVER HET BEGIN

1.1 De eerste drie namen en thema's hebben samen als titel: Het begin van het evangelie. Die twee woorden staan aan het begin van het boekje van Marcus: `Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God’.

1.2 (Evangelie) Er staat niet: `Begin van het evangelie van Marcus’. Wij zijn er aan gewend om de boekjes van Marcus, Matteüs, Lucas en Johannes evangeliën te noemen (in het meervoud). Er is natuurlijk maar één evangelie en daarvan bestaat geen meervoud, maar er zijn wel minstens vier boekjes over dat evangelie. En die noemen we ook met de naam evangeliën (in het meervoud). Maar Marcus bedoelt in 1,1 niet zijn eigen boekje. Hij bedoelt het ‘éne evangelie over Gods Zoon’. Marcus kende het woord euangelion nog niet in de latere betekenis van `boek over het evangelie’. Voor hem is euangelion het goede nieuws dat Jezus in de wereld bracht en dat over Hem zelf gaat.

Ga na wat euangelion voor Marcus betekent. Lees daarvoor 1,14-15 (waarover gaat het); 13,10 en 14,9 en 16,15 (wat gaat ermee gebeuren); 8,35 en 10,29 (wat gaat het vragen).

1.3 (Begin) Wat bedoelt Marcus nu met het woordje begin in 1,1? Niet het begin van een evangelieboek. Hij bedoelt het begin van het goede nieuws over Jezus. Toen Marcus begon te schrijven, was dat evangelie inmiddels al verbreid in de wijde wereld. Maar ooit begon het ergens in tijd en plaats. Daarover gaat het boekje van Marcus. Hij schrijft voor lateren, voor onder andere mensen in Rome. Zij hebben de kracht van de Geest van Jezus Christus ervaren toen ze gelovig werden. Maar hoe is dit evangelie ooit begonnen?

- Lees Marcus 15,21 en vergelijk de namen die daar worden genoemd met Romeinen 16,13. Waarom zal Marcus de zonen van Simon van Cyrene vermeld hebben? - Bedoelt Marcus nu in 1,1 alleen dat het evangelie begonnen is bij Johannes de Doper (lees 1,1-8) of bedoelt hij dat het begon bij de eerste prediking van Jezus in Galilea (lees 1,9-14) of bedoelt hij dat het begon bij het hele aardse optreden van Jezus tot de hemelvaart (lees 16,15-20)?

1.4 (Evangeliën beschrijven de Start) In latere tijd lijken de evangeliën gesloten beschrijvingen van een verleden tijd. Zo zijn ze niet bedoeld. Het zijn boeken met een open einde. Boeken die de latere lezers ervan bewust willen laten blijven in welke geschiedenis ze zelf staan: christenen leven in de goede tijd van Jezus Christus, de Zoon van God. Een tijd die ooit begon met zijn verschijning op aarde.

Ook de andere evangelieboeken zijn bedoeld als boeken over de Start. Hoe kun je dit duidelijk maken bij Matteüs (lees Matteüs 4,12-17 en 28,16-20); bij Lucas (lees Lucas 1,1-4 en Hand. 1,1-11) en bij Johannes (lees Johannes 1,14-17 en 20,30-31 met 21,24-25).

1.5 (Terugluisteren) Luisteren naar evangelisten moet je doen vanuit je eigen geloof in de nu ten hemel gevaren Koning Jezus Christus. Alleen wanneer je hoort bij het vervolg, heb je aansluiting bij een begin.

Dit eerste gedeelte van de Bijbelstudie wordt ook (uitvoeriger) behandeld in de bijlage 01.1 Vier evangeliën kijken vooruit

 

Beluister hier audioles 2

2. JOHANNES MARCUS

2.1 (Auteursvermeldingen boven de evangeliën) De namen van de evangelisten kennen we in ieder geval door de opschriften in alle (!!) Griekse handschriften. Deze opschriften zijn er al vrij vroeg boven gezet door anderen. Zodra er meer dan één schriftelijk evangelie kwam te liggen in de bibliotheek van een gemeente, werd het nodig om er een auteursnaam boven te schrijven om de boekjes van elkaar te kunnen onderscheiden (brieven beginnen vaak met de naam van een afzender, maar de evangelieboekjes hadden geen titelpagina en de auteurs noemden hun naam niet of heel indirect (Johannes als `de door Jezus beminde leerling’). Omdat de later toegevoegde opschriften gelijkluidend zijn met betrekking tot de auteurs, moeten die opschriften al heel vroeg zijn toegevoegd en daarna steeds met de boeken zijn overgeschreven.

Ze worden dan ook opgenomen in de vertalingen (ga dit na in Nederlandse of andere bijbelvertalingen)

2.2 (Johannes Marcus) Een jongeman uit Jeruzalem, neef van Barnabas uit Cyprus, al jong betrokken bij de verbreiding van het evangelie, door Petrus en ook door Paulus.

Lees voor Johannes Marcus Hand. 12,12.25; 15,37.39; Kol.4,10; 2 Tim.4,11; Filem.24; 1 Petrus 5,13. Hoe blijvend waren de gevolgen van de breuk tussen Paulus en Barnabas naar aanleiding van Johannes Marcus aan het begin van de tweede zendingsreis?

 

3. PETRUS & zn

3.1 (Petrus en de volgende generaties) De apostel Petrus is gehecht geraakt aan Johannes Marcus. Hij noemt hem in een brief uit Babylon zelfs `zijn zoon’. Er is reden om aan te nemen dat Petrus zich tegen het einde van zijn leven heeft ingespannen om zijn prediking na te laten voor volgende generaties. Daarbij is volgens de traditie zijn `zoon’ Marcus ingeschakeld.

Lees wat Petrus over zijn `nalatenschap’ schrijft in de brief die kan gelden als zijn testament   (2 Petrus 1,12-21). Zie hieronder voor het verband met Marcus.

3.2 (Marcus en Petrus) In de eerste helft van de tweede eeuw van onze jaartelling was een zekere Papias voorganger van de gemeente in Hierapolis (nu in Turkije). Hij schreef een uitleg van de evangeliën die helaas verloren is gegaan. Kleine stukjes ervan zijn als citaat bewaard gebleven in de Kerkgeschiedenis van Eusebius (vijfde eeuw). Op grond van die Papias-citaten weten we dat Marcus de evangelieprediking van Petrus heeft opgeschreven.

Lees aan het slot van deze Bijbelstudie  de bijlage Papias over Marcus. Kun je nu ook verklaren waarom Marcus aan de ene kant minder stof behandelt dan de andere evangelisten, maar aan de andere kant daarover wel uitvoeriger en gedetailleerder is?

 3.3 (Petrus, Marcus en het fundament van de gemeente van Christus) Petrus is wel niet het fundament van de paus in Rome, maar hij is wel het fundament van de christelijke gemeente. Behalve in zijn twee brieven beluisteren we zijn stem ook in Marcus.

Lees als achtergrond voor Marcus: Mt.16,17-19; Joh.21,15-19. Vergelijk Hnd.10,37-43 eens met het evangelie naar Marcus! (bijv. Hnd.10,37b en Mc.1,1vv!).

Beluister hier audioles 3

4. MARCUS 16: ZO BEGON HET EVANGELIE!

4.1 (De verhaallijn in 15,40-16,8) Het slot van hoofdstuk 15 (15,40-47) wordt door perikoop-opschriften gescheiden van het begin van hoofdstuk 16 (16,1-8): het zou gaan over 1. graflegging en 2. opstanding. Bij deze indeling rijst in hoofdstuk 16 de vraag waarom in vers 9 alsnog begonnen wordt met de opstanding. Eigenlijk is vers 9 pas de eerste keer dat de opstanding verteld wordt door Marcus. Tot 16,9 gaat het aaneengesloten over de vrouwen.

Probeer de periode van graflegging tot paasmorgen eens te zien vanuit de beleving van de (vertellende) Petrus. Hij was toen zelf niet in het verhaal. Het ging om hem heen en kwam pas op de paasmorgen weer bij hem terug en dan helemaal als een verhaal van de vrouwen die wél in het verhaal zijn gebleven (15,40-41; 15,47; 16,1-5; 16,8). Zo vertelt hij het ook tot het moment dat de vrouwen doodsbang bij hem aankomen met hun verhaal en de meegekregen boodschap van engelen (16,6-7).

4.2 (Na de opstanding) In 16,9-20 vinden we na het verhaal van de vrouwen (15,40-16,8) het verhaal over het optreden van de Opgestane. Het wordt in vrijwel alle handschriften aangetroffen: er is geen reden om het te betwijfelen zoals in vertalingen soms gebeurt. Wel ziet het er erg kort uit: Marcus in telegramstijl. Misschien heeft Marcus hier niet meer de gelegenheid gehad zijn notities over Petrus’ prediking verder uit te werken.

Wel sluiten de korte notities helemaal aan bij elementen in het voorgaande van het boek van Marcus. 1. De aangekondigde prediking van het evangelie aan de hele wereld gaat nu beginnen (13,10; 14,9; 16,15). 2. De aan de apostelen meegegeven macht over demonen blijft meegaan (6,7.13; 16,17b-18). 3. Het aangekondigde vertrek van de Heiland wordt nu werkelijkheid in de hemelvaart (2,20; 14,62; 16,19).

4.3 (Typerend begin) Marcus 16 wordt vaak gelezen als typering van het christen-zijn. De opdrachten aan de gekozen leerlingen en de beloften die ze meekrijgen worden dan ook gelezen als betrekking hebbende op de taak en de volmachten van alle christenen.

- Vergelijk eens Marcus 16 met de manier waarop Petrus over dit begin spreekt in Handelingen 10,40-42.

- Zijn er ook teksten in Handelingen of in de brieven waarin de opdrachten en volmachten van Marcus 16 doorgegeven worden aan alle gelovigen in de gemeenten?

- Lees Hnd.9,38 (de gelovigen erkennen de bijzondere volmachten die aan Petrus zijn gegeven)

 

BIJLAGE: PAPIAS OVER MARCUS

Papias (tweede eeuw na Christus):

,,En dit zei de oudste (Johannes): Marcus beschreef, als vertolker van Petrus, nauwkeurig alles wat deze vermeldde over wat de Heer gezegd of gedaan had. Hij deed dit echter niet in (gestileerde) vorm, want hij hoorde noch volgde de Heer, maar hij (hoorde en volgde) in later tijd, zoals ik zei, Petrus. Deze richtte zijn onderricht in naar de behoeften (van de luisteraars) maar niet zoals wanneer men van de logia van de Heer (zijn woorden en daden) een (gestileerde) compositie maakt. Zo treft Marcus geen verwijt, wanneer hij sommige logia (woorden en daden) zo schrijft als hij (Petrus) ze zich herinnerde. Hij had namelijk maar één zorg: niets weg te laten van wat hij hoorde en niets onwaars in te brengen in die (logia).”

Notities

1. Logia is aanduiding voor een vertel-unit: daarin kunnen woorden of daden of beide vermeld worden. Ten onrechte heeft men logia wel beperkt tot `woorden’ en de hypothese ontwikkeld dat er ooit een Woorden-bron zou hebben bestaan, Logia (L) of ook wel Quelle genoemd (Q).

2. Papias beschrijft het boek van Marcus als `zonder (gestileerde) vorm’ (zonder taxis). Hij onderscheidt het van het boek van Matteüs dat wél een gestileerde vorm heeft (suntaxis).

„Matteüs maakte in de Hebreeuwse taal een gestileerd verslag van de verhalen (nl.over wat Jezus leerde en deed): ieder gaf die (verhalen) door naar beste kunnen”.