Skip to main content
Kroongetuigen van het Evangelie

11.3 Hoe kunnen Gods wetten voor christenen goed zijn? 3. Wetten lonen toch niet?

A. Wet en zonde
B. Wet en uitwerking
C. Wet en loon

A. WET EN ZONDE.

Gods wet is er met zijn geboden op gericht om ons weer gelijk te maken aan zijn beeld. De wet is goed. Maar is diezelfde wet niet tot invloedloosheid veroordeeld door de zonde?

Vraag
In de catechismus van Heidelberg leren we dat mensen `onbekwaam zijn tot iets goeds en geneigd tot alle kwaad’. Dan is de wet van God toch aan dovemansoren gericht!

ANTWOORD
Het is zeker waar, dat de enkele afkondiging van Gods goede wetten niets zal uitwerken in de mens. Vanaf het paradijs zijn wij niet meer genegen om ons allereerst door Hem onze Schepper te laten leiden. Integendeel!

In Romeinen 2-3 maakt de apostel Paulus heel duidelijk dat alle mensen ongehoorzame mensen zijn geworden. Mensen met dovemans oren wanneer het om de woorden van God gaat.

Maar gelukkig komt de wet van God nooit tot ons op een onpersoonlijke manier. God volstaat er niet mee ons een boek te sturen met zijn wetten. Dat zou werkelijk tot niets leiden. Maar de HERE begint ook niet met het sturen van een boek en Hij stuurt ook nooit alleen maar een boek. Hij begon reeds in het paradijs de mens op te zoeken toen hij voor zijn God was gevlucht en verdwaald was geraakt in zijn zonde. En daarna is de HERE heel vaak persoonlijk naar mensen gekomen. Hij liet weten dat er een God is die je kunt aanroepen om hulp. En toen Mozes de wetten in een boek had geschreven, was er niet alleen dat boek, maar dat boek werd in de tabernakel gelegd, in de ark met het verzoendeksel! En het volk werd eeuwen gedragen door Gods zeer grote geduld. Ook na Pinksteren stuurde de Here God niet een stem uit de hemel tot alle volken om nu terug te keren. Dat was wel zijn boodschap en zijn wet, maar die kwamen uit de mond van apostelen. Mensen die ook baden om de Geest. En de Heilige Geest werkte bij velen terugkeer en berouw.

Juist door dit liefdevolle zoeken door de goede Herder raken we ons steeds meer bewust van het feit dat we koppig verward zaten in de struiken. De uitspraak dat wij geneigd zijn tot alle kwaad, is een nederige conclusie die we trekken uit het goede werk van onze God aan ons.

Het evangelie begint er niet mee een domper op de mens te zetten. Het begint wel met de oproep tot terugkeer en de belofte van vergeving. En wanneer de Here onze onwil dan overwint door zijn Geest en wanneer we gaan beseffen dat we weer Thuis komen, dan wordt ons steeds duidelijker dat wij niet waard zijn Gods kinderen te heten. En dat onze terugkeer een wonder is wanneer we kijken naar onze eigen natuur.

De zondagen 2-4 van de Heidelbergse Catechismus brengen onder woorden wat de gelovigen over zichzelf hebben geleerd door de ontferming van God. We moeten dat niet vergeten. Wanneer we deze zondagen daarvan losmaken, dan wordt de wet een geïsoleerd iets. En wat zou een staf uitwerken zonder de hand van de Herder!

 

B. WET EN UITWERKING.

Hoewel onze God vele eeuwen tot het Joodse volk heeft gesproken door wet en profeten, moet toch aan het einde nog de boetprofeet Johannes de Doper optreden voordat de Messias kan verschijnen aan zijn volk. Wat heeft die wet dan eigenlijk uitgewerkt in de praktijk van het volksleven? Die vraag leeft ook voor het Nieuwe Verbond.

Vragen
(1) Hoe kan het toch komen dat christenen op basis van de bijbel en gebed en een schoon/rein geweten toch tot verschillende conclusies komen en hoe moet hiermee worden omgegaan? Zodat de eenheid en liefde bewaard kan blijven in plaats van verwijdering of zelfs kerkscheuring in verband met niet verenigbare gewetens bezwaren?
(2) In de kerkgeschiedenis tref je net zoveel afdwaling en zonde aan als in het Oude Verbond: wat werkt de wet van God dan uit, vroeger en nu?

ANTWOORD
Hoewel de geschiedenis van het Oude Verbond een steeds terugkerend verhaal is van vallen en opgericht worden, zou het de goede wet van God onrecht doen wanneer we zouden denken dat die wet zonder uitwerking is gebleven. Door heel het Oude Verbond zijn er de vromen geweest die geloofd, gebeden en volhard hebben. In Hebreeën 11 vinden we daar een hele lijst van. Ook al is Israëls geschiedenis als geheel een roep om de grote Verlosser, altijd zijn er ook Gods kinderen geweest die wijs werden door de wet. Psalm 119 laat dit duidelijk blijken. En de tijden van Salomo en Hizkia en Josia en Nehemia laten zien dat de wet en de wijsheid van God vruchten hebben gedragen in het Oude Verbond, om maar te zwijgen van Daniël en van Simeon en Anna!

Dit geldt ook voor de tijd van het Nieuwe Verbond. Er is over de kerkgeschiedenis een zwartboek te schrijven, maar je kunt ook ontroerende boeken schrijven over heiligen en over martelaren.

En wat belangrijker is: wij overzien ten enenmale niet wat de effecten zijn van Gods onderwijs en Gods wetten. Niemand weet uit hoeveel binnenkamers dagelijks gebeden opstijgen tot God: wierook van de Geest! Geen krant rept erover. Johannes heeft echter op Patmos mogen aanschouwen waar die onhoorbare gebeden blijven. De 24 oudsten dragen deze gebeden van de heiligen in gouden schalen voor Gods troon (Op.5,8). En wanneer we zouden denken dat zulke ongeziene gebeden voor de aarde geen betekenis hebben, vergissen we ons ernstig. In de hemel offert een engel voor Gods troon wierook op het gouden altaar, samen met de gebeden van alle heiligen, en daarna werpt hij vuur van dat altaar op de aarde. Met een geweldig effect: `Er volgden donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en een aardbeving’ (Op.8,3-5). We moesten eens weten wat soms de oorzaak is van grote omwentelingen op aarde!

Niet alleen zijn er vele voor ons onzichtbare effecten, er zijn op aarde ook zichtbare effecten die laten zien hoe mensen veranderen. Aan hoeveel ziekbedden en bij hoeveel sterfbedden zien wij niet het wonder van schuldbelijdenis en van toevluchtnemend geloof. Laten we daar niet onopmerkzaam aan voorbij gaan omdat het zich afspeelt buiten het actieve, werkzame leven. Het is juist heel belangrijk. Het gaat er bij ieder kind van God om `hoe hun levenswandel eindigt’: daar moeten we `goed naar kijken’ (Heb.13,7). Het is het allerbelangrijkste voor christenen om in de enige troost zalig `te leven en te sterven’. Bij de finish wacht de krans!

Dit betekent niet dat de uitwerking van Gods genadige wet onzichtbaar zou zijn in het leven van weken en jaren. Het is alleen zo, dat vele rijpe vruchten in de schaduw achter de bladeren hangen. Je moet zorgvuldig kijken. Er zijn vele kinderen van God die trouwe volharding leren in vervolgingstijd. Wanneer in Egypte ergens een kerk wordt overvallen en verbrand en de christenen de volgende zondag op de verkoolde resten zitten te bidden en te zingen, is dat zeker een uitwerking van de geboden van liefde en geduld. Er zijn vele predikanten en voorgangers die biddend waken over de kudde die aan hun zorg is toevertrouwd, omdat ze weten dat dit hun roeping en opdracht van de HERE is. Er zijn vele mannen en vrouwen die vanwege Gods wet heel veel opofferen om hun huwelijk te redden. Er zijn mensen die in hun buurt en omgeving een zegen zijn voor anderen omdat liefde ze drijft. En zo kunnen we nog heel veel noemen dat vanuit de binnenkamer dagelijks wordt aangestuurd. Het zou er niet zijn zonder genade en opdracht. Maar we zullen het pas goed zien op de jongste dag. Dan wordt de uitwerking van Gods wet ten volle openbaar. Paulus schrijft: `Zo zijn ook goede daden duidelijk zichtbaar; en wanneer ze dat niet zijn, blijven ze niet voor altijd verborgen’ (1 Tim.5,25). En elders schrijft hij dat alles `zal blijken op de dag waarop, volgens het evangelie dat ik verkondig, God door Christus Jezus oordeelt over wat er in de mens verborgen is’ (Rom.2,16).

Gods goede wet werkt veel uit: we kunnen het zien en we zullen het zien! Maar zijn er dan geen scheuringen en verdeeldheden? Het antwoord moet helaas bevestigend luiden, maar daar moet wel iets bij worden gezegd. Hoe kijken wij daarnaar? Toch niet vanuit een vals idealisme? We weten namelijk goed genoeg uit het onderwijs van de Heiland en uit de brieven van de apostelen, dat de tijd tot de wederkomst een periode zal zijn met verleiders, valse profeten, verslapping van de liefde, scheuringen enz. enz. Het wordt een tijd waarin we de proef moeten doorstaan. We kunnen niet rusten op de lauweren van de kerkgeschiedenis, maar de Here zal wel waken over zijn kerk in alle verdeeldheid en aanvechting: zelfs de poorten van de hel zullen zijn gemeente niet overweldigen. Die uitspraak bewijst wel dat we nuchter en waakzaam moeten zijn, niet idealistisch. Wanneer we een verkeerd verwachtingspatroon koesteren over de tijd tot de wederkomst en ons daardoor laten opjagen, raken we gedesillusioneerd en het gevaar is groot dat we dan de vele dingen die de HERE wél geeft aan bekering en goede daden en christelijke gemeenschap over het hoofd zouden gaan zien.

 

C. WET EN LOON

Voor sommige christenen is het een vreemde gedachte, dat er (ook in het Nieuwe Verbond) loon zou zijn voor goede werken en dus ook loon voor wie met een zuiver geweten naar Gods geboden willen leven. Strijdt de gedachte aan loon niet met het evangelie van genade? Hoe kan er nu loon zijn voor wie gratie kreeg?

Vraag
De uitdrukking 'goede werken' klinkt bij ons al snel verdacht, ik heb gemerkt dat dit ook zo is bij 'loon'. Er is 'loon' bij God, lees ik in de bijbel op meerdere plaatsen. Tegelijk merk ik dat mensen dit maar vreemd vinden, bijna ongepast, om 'loon' te verbinden aan godsvrucht. Er is bij ons geen enkele verdienste wordt dan gezegd. Hoe zou dit komen dat we zoveel moeite met 'loon' hebben, waar de bijbel hier onbekommerd over spreekt?

ANTWOORD
Mijns inziens is het niet zo beschamend voor ons, als we vreemd opkijken wanneer de Here in zijn woord iets zegt over loon. Het kan een teken zijn van zelfkennis en van bescheidenheid. We lezen over het laatste oordeel (Matteüs 25,31-46) dat de Zoon des mensen de schapen en de bokken zal scheiden. Tegen de schapen aan zijn rechterhand zegt Hij dan: `Kom, gezegenden van mijn Vader, beërf het koninkrijk dat voor u bestemd is’. Maar hoe verwonderd is dan de reactie: `Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven enz.?’ De mensen aan Jezus’ rechterhand zijn zich van geen goed bewust! Hun loon is voor hen een verrassing.

En zo hoort het ook. Nergens in de bijbel worden wij aangejaagd om hoge bonussen te verdienen bij God. Uit liefde mogen wij Hem dienen als begenadigden. Daarbij past geen premie of CAO-loon. Liefde ontvangt het loon in de Geliefde! We mogen met David zeggen: `De HERE is mijn Herder: mij ontbreekt niets!’ (Psalm 23,1). Het is eigenlijk heel goed wanneer wij wat verlegen worden van uitspraken in de bijbel over toekomstig loon.

En toch zijn die uitspraken er wel. Onze Heiland zegt het zelfs heel nadrukkelijk tegen Johannes op Patmos: `Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn’ (Openbaring 22,12). Deze belofte aan het einde van het laatste bijbelboek is niet nieuw. Johannes had haar ook al helemaal aan het begin van Jezus’ onderwijs gehoord, toen hij amper als apostel was aangewezen: `Verheug je en juich (wanneer je om Christus wordt uitgescholden en vervolgd), want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel’; Matteüs 5,12). Deze belofte doet niets af aan het evangelie van genade. Onze Heiland komt niet op onze werken af. Hij komt uit zichzelf naar ons toe, omdat Hij ons heeft liefgehad en ons heeft gekocht en Hij komt naar ons die als zondaren met Simon Petrus leerden zeggen `Heer, u weet dat ik u liefheb’. Hij komt uit zichzelf en toch komt Hij ook met een beloning naar ieders werk. Een onverwachte belofte waar we niet goed raad mee weten.

Het is een verrassend extra dat we niet zo gemakkelijk kunnen plaatsen. Hoe zal dat zijn? Wat betekent het (Matteüs 25,19-30) dat de knecht die zijn vijf talenten met vijf had vermeerderd, ze alle tien mocht houden bij het ingaan van het rijk? En dat zijn collega die twee wist te verdienen met twee talenten, ze alle vier mocht meenemen? Kijkt hij misschien jaloers naar die ander omdat tien meer is dan vier? Of hadden ze geen tijd om opzij te kijken, omdat ze hun handen vol hadden aan wat ze opeens hadden gekregen? Wat moesten ze ermee in het hemelrijk? Vragen als deze zullen voorlopig vragen blijven. Jammer voor onze weetzucht, goed voor ons uitzien.

De belofte van loon bij werken maakt ons vandaag al wel duidelijk dat goede werken er toe doen. Niet om zalig te worden? Nee en ja! Goede werken zijn niet de grond van ons behoud. Maar wanneer onze Koning Jezus Christus zelf komt en loon naar ieders werk bij zich zal hebben, kunnen wij dat toch niet goed van elkaar scheiden. Alsof we zouden kunnen zeggen: `Here, wees welkom, maar dat loon is niet van belang, want werken doen er niet meer toe’. Zo’n uitspraak zou wel heel brutaal zijn. Zo brutaal als van die man met het ene talent die er niets mee deed en dacht dat het volstond om zijn meester het talent later netto terug te geven, zonder winst, zonder liefde.

De belofte dat onze Meester niet met lege handen komt voor zijn wakende, werkende en lijdende gelovigen, is een belofte die verwondering wekt en die ons daarom tot bescheiden vroomheid beweegt. Een belofte die we theologisch misschien niet zo goed kunnen inkaderen. Maar in ieder geval een belofte die ons mag ontroeren wanneer we haar persoonlijk in de ogen kijken: ` Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn’. Een dichter uit de zeventiende eeuw wist al niet anders te reageren dan met een lied op zijn Heiland:

Hij maakt mij rijk: al mijn geloften zijn voor Hem;
liederen wijd ik Hem, lengte van dagen geeft Hij mij.
Hij troost mijn voorhoofd met guirlandes van zijn gunst:
ik reik naar zijn slapen een kroon van lof
en Hij aanvaardt die: een altijddurend teken
dat ik zijn meest beminde ben,
dat Hij de mijne is!