01.1 Vier evangeliën kijken vooruit
Deze bijlage bij de Bijbelstudie over Simon (geschreven als artikel voor De Waarheidsvriend) gaat over de evangeliën. Zij vormen ongeveer de helft van het Nieuwe Testament: de andere helft bestaat voornamelijk uit brieven. In veel kerken bestaat de gewoonte om van Advent tot Pinksteren te preken uit de evangeliën en in de daarop volgende maanden uit de brieven. Daardoor zou je het gevoel kunnen krijgen dat de evangeliën min of meer zijn uitgesproken bij Pinksteren: hun verhaal lijkt dan ten einde. Maar is dit wel zo? Moeten we de evangeliën als historische boeken achterlaten bij Pinksteren om ze weer ter hand te nemen tegen Kerst? Of hebben deze evangeliën ook veel te zeggen voor de periode na Pinksteren? Hoe ver reikt hun uitzicht? Verder dan we soms denken: vier evangeliën kijken vooruit! Daarover gaat deze bijlage, waarin elementen uit de Bijbelstudie worden samengevoegd en wat verder uitgewerkt.
Evangeliën: meer dan Kronieken
De evangeliën geven ons, ieder op eigen manier, een levensbeschrijving. Ze vertellen alle vier over het leven van Jezus van Nazaret: Zijn geboorte, Zijn wonderen en onderwijs, Zijn sterven en opstanding. Waarom heten ze niet Kronieken van Jezus? In de tweede eeuw heeft Justinus de martelaar de evangeliën voor zijn heidens publiek wel omschreven als De Gedenkschriften van Jezus Christus. Zijn lezers kenden dat soort boeken: Gedenkschriften over een bekende persoon. Een ander woord voor wat in het Oude Testament genoemd wordt Kronieken. Toch is dit niet de gangbare benaming geworden voor de eerste vier boeken van ons Nieuwe Testament.
Waarom niet? Omdat het te weinig zou zijn geweest. Natuurlijk zijn de vier evangeliën ook Gedenkschriften of Kronieken. Daarin getuigen de mensen die er bij waren over wat zij gezien en gehoord en getast hebben (1 Joh.1,1-4). Hun getuigenis is waar (Joh.21,24). Het gaat over echt gebeurde geschiedenis. Over een mens van vlees en bloed (Luc.24,39-43). Geen verzonnen fabels, maar gebeurtenissen waar Petrus van kan getuigen (2 Petrus 1,16-19). Evangeliën beschrijven ons de historische basis waarop ons geloof mag rusten (Luc.1,4; Joh.20,31). Kronieken van de Grote Daden van de HEERE! Om naar terug te kijken en van te zingen.
Toch worden deze vier boeken Evangeliën genoemd en niet Kronieken. Waarom? Omdat ze uitstijgen boven de historische terugblik. Omdat ze ook vooruit kijken. Het zijn boeken die wel eindigen rond de hemelvaart, maar die tegelijk niet echt eindigen. Ze hebben een open eind. De schrijvers van de evangeliën wisten het zeker: wat wij beschrijven gaat verder tot in onze eigen werkelijkheid en tot in de tijd na ons. Evangeliën kijken terug, maar ze leren ons vooral om vooruit te kijken. Ze zijn er niet alleen voor de tijd tussen Kerst en Pinksteren, maar ook voor de andere maanden van het kerkelijk jaar. Dat laat iedere evangelist op zijn eigen manier merken.
*
Marcus: het Begin
Alleen bij Marcus vinden we een soort boektitel: `Begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.’ (1,1). Het woord Evangelie ziet hier niet op het evangelieboek, maar op het Goede Nieuws van Jezus Christus. Dat goede nieuws werd gebracht door Hemzelf: Hij was het die `het Evangelie predikte van het Koninkrijk van God’ (1,14).
Marcus beschrijft nu van dit Evangelie van onze Heiland het begin. Het opschrift boven zijn evangelieboek maakt meteen al duidelijk, dat het Evangelie veel verder reikt in de tijd dan dit boekje nu gaat beschrijven. Vanaf het titelopschrift leren we vooruit kijken naar wat na dit boekje komt.
Geen wonder, want het Evangelie dat Jezus op aarde verkondigde, zal verder gedragen worden door de apostelen. Het zal tot aan het einde van de wereld gepredikt worden aan alle volken (13,7-10). Vandaar dat Marcus zijn boek over de aardse prediking van het Evangelie door Jezus Christus typeert als Het Begin van het Evangelie.
Marcus sluit zijn boek dan ook niet af met een punt, maar met een dubbele punt. Jezus Christus stuurt Zijn apostelen de wereld in om het Evangelie te prediken aan alle schepselen (16,15). Zij zwermen uit na de hemelvaart van hun Meester. En de Heere `werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden’ (16,20). Het Begin krijgt een vervolg!
Matteüs: Hij blijft!
Ook de apostel Matteüs eindigt zijn boek met een dubbele punt naar dat vervolg. Het houdt niet op bij de laatste bladzijde.
Matteüs beschrijft hoe Jezus Christus de ware vervulling van de profetie is. Hij weerlegt de laster die onder de Joden over Hem werd verspreid (1,18-2,23; 12,22-32). Volgens de Joden was het boek `Jezus van Nazaret’ definitief gesloten: eindigend met lijkroof (28,11-13).
De werkelijkheid is anders: het boek van Jezus Christus gaat ongeschreven door na Zijn hemelvaart. Zijn leerlingen treden dan op de voorgrond om alle volken Zijn onderwijs door te geven. Maar de Meester blijft er zelf ook bij: `En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’ (Mt.28,20). Aan het eind van het boek van Matteüs kijken wij met hem vooruit: het boek brengt ons in de niet eindigende werkelijkheid van de blijvende Heiland.
Johannes: te weinig ruimte voor alle volgende delen
Johannes sluit zijn boek af met de opmerking dat hij zich heeft beperkt tot een keuze uit al wat Jezus heeft gedaan op aarde (20,30-31). Hij wil daarmee het geloof van zijn lezers bevestigen.
Dan volgt nog een extra hoofdstuk: over Galilese verschijningen van Jezus Christus na Pasen. Hij blijkt nog altijd in de buurt te zijn van eenzaam vissende apostelen (21,1-14). Petrus wordt aangesteld als herder van Zijn schapen (21,15-19). De tijd breekt aan dat de apostelen moeten arbeiden `totdat Ik kom’ (21,20-23).
Aan het einde van dit extra hoofdstuk schrijft Johannes dan dat er `vele andere dingen zijn die Jezus heeft gedaan’. Het gaat nu niet meer om Zijn leven op aarde, maar om de tijd na Zijn opstanding, de tijd van de apostelen. Als die andere dingen, zo schrijft Johannes, `afzonderlijk beschreven zouden worden, dan zou, denk ik, de wereld zelf de geschreven boeken niet kunnen bevatten’. Wat Jezus in aanwezigheid van de discipelen deed, is door Johannes in een selectie beschreven (20,30-31), maar wat Hij daarna deed is met geen pen te beschrijven en het overstijgt de maat van alle boeken. Het boek van Johannes houdt nu op: kijk verder zelf maar gelovig om je heen!
Lucas: één boekje verder dan het begin
Lucas schreef zijn evangelie over `alles wat Jezus begonnen is te doen en te onderwijzen, tot op de dag waarop Hij opgenomen is, nadat Hij door de Heilige Geest aan de apostelen, die Hij uitgekozen had, opdrachten had gegeven’: dit is dan het `eerste boek’ (Hand.1,1-2).
Lucas is de enige die ook een tweede boek schrijft: over een klein stukje van het vervolg. In het boek Handelingen laat hij zien hoe het evangelie eerst de Jood en ook de Griek bereikte. Uit het vele dat gebeurde, maakt hij een keuze. Hij volgt het spoor naar Rome.
En dan eindigt zijn boek met een apostel in boeien. We horen het niet meer in dit boek, maar we weten het wel: in Rome is Paulus gedood door het zwaard. Einde verhaal? Zeker niet. Ook Handelingen kijkt vooruit en eindigt met een dubbele punt. Paulus bleef twee volle jaren in zijn eigen gehuurde woning en `predikte het Koninkrijk van God en gaf onderwijs over de Heere Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd’ (Hand.28,30-31). Hij eindigde in boeien als een misdadiger, maar dan schrijft hij in zijn afscheidsbrief aan Timoteüs: `het Woord van God is niet geboeid’ (2 Tim.2,9).
Paulus is nu opgenomen tot zijn Heer. Evenals vele martelaren sindsdien. Maar Handelingen kijkt vooruit naar wat doorgaat: de prediking van het Evangelie van het Koninkrijk van God, begonnen door Jezus Christus (Luc.4,43).
*
Een uniek evangelie: unieke evangelieboeken!
Hoe is het mogelijk dat alle vier evangelieboeken iets heel eigens hebben gekregen, waardoor zij meer zijn dan Kronieken, meer dan biografieën, meer dan historische documentatie? Hoe kon deze unieke literatuursoort ontstaan?
Dat kon omdat Jezus Christus uniek is. Meer dan filosofen of veldheren over wie je afgesloten levensbeschrijvingen kunt geven. De apostelen mochten Hem horen, zien en voelen en toen ervoeren ze dat `het eeuwige leven dat bij de Vader was, aan hen werd geopenbaard’ (1 Joh.1,1-2). Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond: mensen kunnen de pen ter hand nemen om het te beschrijven op aarde. Maar zij worden al schrijvende overweldigd: `wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader’ (Joh.1,14). Apostelen leggen de pen neer en aanbidden het Lam (Openb. 4,9-11). Zij leren ons vooruit en omhoog kijken.
Evangelisten die het evangelie van Jezus Christus beschrijven, beschrijven niet alleen Zijn verschijning, Zijn wonderen en Zijn sterven en opstanding. Bij Jezus krijg je ook gezaghebbend onderwijs te horen voor alle latere leerlingen (Mt.5-7). Bij Hem hoor je hoe het zal gaan met Jeruzalem en met de gelovigen tot aan Zijn terugkeer (Mt.24-25). Uit Zijn hand ontvangen de leerlingen ook de tekenen van doop en gedachtenismaaltijd (`doe dit totdat Ik kom’). Zo kan het niet anders of de evangelieboeken worden heel bijzonder: boeken die schrijven over Iemand wiens Macht en Onderwijs zich uitstrekken tot het einde van de tijden. Nog nooit was een boek verschenen over zo’n uniek onderwerp, over zo’n uniek Mensenkind. Alle mensenboeken gingen over de kinderen van de eerste Adam. Evangeliën zijn uniek nieuw omdat ze voor het eerst in de wereldgeschiedenis kunnen schrijven over de laatste Adam zelf.
Vanouds heeft men de vier evangeliën in beeld gebracht als mens, arend, rund en leeuw. Later de symbolen voor de evangelisten, maar oorspronkelijk beelden voor de inhoud van hun boeken. Men wist dat daarin de Heerlijkheid van de Eniggeborene wordt beschreven. En men dacht aan het troonvisioen van Ezechiël 1, waar de troon van Gods Heerlijkheid omringd wordt door de vier gevleugelde gedaanten met vier gezichten: zij bewegen met de vier wielen van de troonwagen. In Openbaring 4 lezen we hoe die vier gevleugelde levende wezens met de gezichten van mens, arend, rund en leeuw rondom de hemelse troon staan. Zo werden de vier evangeliën beschouwd als boeken die met hun beschrijvingen rondom de heerlijkheid van de Eniggeborene staan. Hun vleugels dragen Zijn evangelie door de wereld!
Omhelzend lezen
Hoe lezen wij nu zelf deze evangeliën? Wij leven in een tijd waarin veel mensen de bijbel van zich af lezen: als verleden tijd. Waaruit wij mogelijk toepassingen kunnen distilleren. Zo weet elke tijd nog wel aantrekkelijke citaten aan de evangeliën te ontlenen ter ondersteuning van eigentijdse idealen. Maar in feite lezen we de evangeliën dan als Kronieken.
Evangeliën zijn echter meer. En zij hebben net als het hemelrijk een smalle ingang: ruim genoeg als doorgang, maar je moet wel precies de goede insteek zoeken en kiezen. Evangeliën vragen van je om bij het binnengaan te buigen voor de Heerlijkheid van God die daarin geopenbaard wordt. Alleen dan stoot je je hoofd niet. Alleen dan ga je verder vooruit kijken. Tot aan het Einde, waarom het allemaal is begonnen.