Skip to main content
Kroongetuigen van het Evangelie

04.1 Het evangelie van het koninkrijk der hemelen (Algemene inleiding)

(Zie in aansluiting bij deze Algemene inleiding ook 04.2 `Hoe is het hemelrijk nabij?’; 04.3 `Sommigen zijn al heel dicht bij het hemelrijk (n.a.v. Marcus 9,1)’ en 06.1`Overwinnend sterven’).

*

Van Daniël tot Johannes de Doper
Eeuwig koningschap en komend koninkrijk
Slijtage en restauratie van woorden en termen
Nabij is het rijk, want de Koning is hier!
Thema en bijbelstudies

 

Van Daniël tot Johannes de Doper

Plotseling was het daar op aarde: goed nieuws voor mensen over een hemels koninkrijk dat dichtbij is. Hiermee begon Jezus zijn optreden in Galilea na de arrestatie van Johannes de Doper: vanaf dat keerpunt riep Hij de mensen op tot berouw over hun zonden en tot geloof in dit verrassend bericht over het nabije `koninkrijk van God’ (Mc.1,14-15; Mt.4,12.17). Hij sloot daarin aan bij de prediking van de Doper (Mt.3,2). Wat Johannes aankondigde in de woestijn, wordt nu door Jezus als Evangelie gepredikt in steden en dorpen: het komt nu zelf naar de mensen toe, dit goede nieuws (Mt.4,17; Lc.16,16). Johannes is monddood gemaakt, maar zijn goede nieuws klinkt juist vanaf dan uit Jezus’ mond in de synagogen van steden en dorpen (Mt.9,35; Lc.4,15.21.43-44).

Geen wonder dat we in de evangeliën en ook in Handelingen en de brieven opeens heel vaak een woordverbinding tegenkomen die we in het Oude Testament tot aan Johannes de Doper nauwelijks te horen kregen. Het woord `koninkrijk’ (Grieks: basileia) wordt in het Oude Testament vrijwel altijd gebruikt in verband met de koninkrijken van de mensen, de aardse mogendheden. Alleen de droom van Nebukadnessar in Daniël 2 stijgt daar bovenuit. Die droom over een ontzagwekkend groot beeld beschrijft de opkomst en ondergang van aardse machten, maar eindigt opeens met een opvallende belofte:

`Maar ten tijde van die koninkrijken zal de God van de hemel een rijk laten opkomen dat nooit te gronde zal gaan en dat nooit op een ander volk zal overgaan. Het zal al die koninkrijken verbrijzelen en vernietigen, maar zelf zal het eeuwig bestaan’ (Dn.2,44).

Deze belofte heeft te maken `met wat er in de toekomst te gebeuren staat’ (Dn.2,45). Het komende koninkrijk van de hemel zal pas langere tijd na Daniëls sterven werkelijkheid gaan worden (Dn.12,8-13). Daarom volgde in de eeuwen na die droom nog een lange geschiedenis van wisselende rijken, van ballingschap en terugkeer, van inlijving en vrijheidsstrijd. Nooit lezen we in die eeuwen al over het koninkrijk van God of het koninkrijk van de hemel. Dat bleef nog besloten in de toekomst.

Totdat Johannes de Doper kwam en als heraut het signaal afgaf: daarna brengt Jezus het evangelie over het nabije rijk en wordt het tijd om daarin haastig te geloven en er vurig om te bidden. Het hemelrijk zelf is nog niet op aarde, maar het is nu wel dichtbij. Niet langer een verre toekomstprofetie: plotseling goed nieuws over wat ophanden is. Maar hoe?

*

Eeuwig koningschap en komend koninkrijk

Misschien is het goed om hier vooraf eerst een belangrijk onderscheid te noemen. Het onderscheid tussen het eeuwige koningschap van onze Schepper enerzijds en het komende hemelrijk anderzijds. In het Oude Testament leefde het gelovige Israël bij het goede nieuws van de Schepper die alles gemaakt heeft en die over alle volken regeert. Deze Schepper is Abrahams God en Israëls Uitleider en Hij wil hun Beschermer en Verzoener zijn. Van deze ene God getuigde Israël als licht onder de volken. Dit koningschap was en is er altijd en alle volken zouden het moeten willen aanvaarden. De werkelijkheid van deze zondige wereld is echter dat het gelovige volk van Abraham leefde te midden van ongeloof en vijandschap. Bovendien bleek Israël onder de goede wet ook zelf niet zo hemels te leven als Gods bedoeling was. Zelfs Israël werd geen hemelrijk op aarde. Daarom werd het ook onder de voet gelopen door Babel. En in die tijd gaf de HERE toen aan Daniël, de krijgsgevangene, en via hem ook aan Nebukadnessar, de opperheerser, die boodschap dat er eens een hemels rijk op aarde zou komen en dat dit een einde zou maken aan de macht van tirannen en zonde. Dit rijk van de hemel zal de geschiedenis van de Verenigde Naties komen beëindigen en de beloften aan Noach en Abraham voorgoed gaan vervullen. Dan zal worden gerealiseerd wat als belofte in andere termen ook al door Jesaja was geprofeteerd: God zal met ons zijn, niemand zal meer kwaad doen op de hele aarde, de oorlog verdwijnt en verscheurende dieren dreigen niet meer (Js.7,14; 8,10; 9,1-6; 11,1-10). Dat wordt de hemel op aarde!

Wanneer het evangelie van het koninkrijk van God gaat opklinken vanaf Johannes de Doper, gaat het daarbij dus niet om een uitbreiding van de macht van God op aarde: Hij is en was daar altijd de Almachtige en zal dat altijd zijn! Dat is realiteit, geen nabijheid! Het gaat bij het hemelrijk om iets anders. Het gaat nu om een verandering van de situatie op aarde. Een verandering die van elders komt. Zij komt uit de hemel en van God. Het gaat dus niet om een gloednieuw rijk dat nog niet bestond, maar om de komst van het hemelrijk (met alle engelen) op de aarde. Het rijk wordt niet nu pas gevestigd, maar dit hemels rijk komt nu wel dichtbij op aarde!

Kortom: het evangelie van het komende en nabije hemelrijk is niet hetzelfde als Gods eeuwig koningschap. Het is goed nieuws over een verandering in onze menselijke geschiedenis doordat een beter rijk de macht komt overnemen.

Het hemelrijk heeft dus te maken met onze werelddelen en onze wereldgeschiedenis en met heel de schepping en niet (alleen) met ons innerlijk. Er zijn wel mensen geweest die het evangelie van het koninkrijk van God helemaal wilden verinnerlijken. Sommige gelijkenissen lijken daar wat steun aan te geven (bijv. over het zaad dat onopgemerkt groeit in de aarde). Het koninkrijk van God zou dan bestaan uit de verandering van mensen die met elkaar zo een betere wereld van liefde en verdraagzaamheid weten te bereiken. Het goede in deze gedachtegang is de positieve waardering van liefde en verdraagzaamheid, maar het is onjuist om het hemelrijk te beperken tot een reeks deugden. Het is veel groter. Het vraagt zeker onze boetedoening en ons geloof, maar dat doet het als een van buiten komende en nabije gebeurtenis en realiteit: alles zal anders worden!

Dit heeft alles te maken met het bestaan van het rijk van de satan. De duivel heeft mensen in zijn greep gekregen. Zijn rijk overspeelt de dienst aan God op deze aarde. Hij heeft de regie over `al de koninkrijken van de wereld met hun heerlijkheid’ (Mt.4,8).

De nabijheid van een op aarde nog niet aanwezig hemelrijk heeft alles te maken met de realiteit van het rijk van de duisternis in de wereld van de mensen (Joh.1,5).

*

Slijtage en restauratie van woorden en termen

Het `nabije hemelrijk’ was het goede nieuws van Johannes en Jezus. Er was geen discussie over het onderwerp `koninkrijk van God’ maar er was alleen aandacht voor de nabijheid daarvan als goed nieuws. Helaas ontkomen wij vandaag niet aan een bespreking van de woordverbinding `koninkrijk van de hemelen’. Het vereist tegenwoordig meer woorden dan in de dagen van Johannes de Doper om bij deze woordverbinding een helder beeld te hebben. Termen en woordverbindingen die veel gebruikt worden, hebben op den duur te lijden onder slijtage, misverstand en vervorming. Dat geldt zeker ook voor de woordverbinding `Gods koninkrijk’. Daardoor is het beeld dat men heeft bij de uitdrukking `het hemelrijk’ soms wat rusteloos. Daarvan nu een paar voorbeelden.

1. (Vervagend beeld) Soms duidt men een gedeelte van het werk van christenen aan als `werken in Gods koninkrijk’. Men denkt dan aan mensen die werken als monnik, als predikant of als missionaris. Aan mensen die getuigend bezig zijn in de politiek enz. De bedoeling van dergelijk woordgebruik is wel duidelijk, maar ongemerkt vestigt zich het idee dat mensen nu al (sommigen of voor een gedeelte) werken kunnen in Gods rijk. Is dat rijk dan al gekomen op aarde? Het beeld vervaagt.

2. (Versmallend beeld) Vaak ziet men de kern van het evangelie in het verzoenend sterven van onze Heiland. Termen als genade, vergeving, aanvaarding krijgen zo’n brede spreiding, dat de prediking over het hemelrijk daar soms moeilijk mee is te combineren. Verdringt de prediking over het kruis niet die over het koninkrijk? En valt het evangelie van het koninkrijk van de hemelen dan samen met de verzoeningsleer? Het beeld versmalt.

3. (Wijkend beeld) Er zijn ook christenen die zich beroepen op het Godsrijk om zich op een doperse manier los te maken van hun aardse burgerschap. Verantwoordelijkheden voor de samenleving lijken te verdampen in het vuur dat brandt voor het hemelrijk. Maar wat moeten we dan met al die oproepen tot menslievendheid en onderdanigheid aan de overheden op deze aarde in de brieven van de apostelen? Het beeld wijkt.

4. (Verdwijnend beeld) Volgens sommigen was de prediking over het nabije rijk eigenlijk een startmotor voor iets anders. In de smeltoven van die vurige verwachting in de eerste christenheid is een christelijk geloof gehard dat zich ondanks alles richt op geloof, hoop en liefde. Toch vinden we in de latere brieven nog wel degelijk de terminologie van het hemelrijk die in de evangeliën zo frequent voorkomt. En het boek Openbaring – hoe duister soms ook – is duidelijk een boek over een kosmische geschiedenis die tot een apocalyptisch einde komt. In het Nieuwe Testament is de verwachting van een nieuw (hemels) rijk op aarde niet een verdwijnend beeld.

Vanaf de 5de eeuw waarin Augustinus zijn monumentale boek schreef over `De Staat van God’ (ook wel vertaald als `De Stad van God') tot in de 21ste eeuw is de woordverbinding `rijk van de hemelen’ zoveel gebruikt en ook zoveel aan misbruik blootgesteld geweest, dat afzonderlijke aandacht voor `Het evangelie van het koninkrijk’ zinvol is.

*

Nabij is het rijk, want de Koning is hier!

Nu vinden we opvallend genoeg noch bij Johannes de Doper noch in de prediking van Jezus een omschrijving van de term `hemelrijk’. Dit zou begrijpelijk zijn wanneer de term `koninkrijk van de hemelen’ voor alle Joden al een welomschreven inhoud had bezeten, maar dit is niet zo. Gelovige Joden wisten van de komende dag van de HERE, ze wisten van een komende Koning op Davids troon, ze verwachtten verlossing en vernieuwing, maar dat geheel van verwachtingen was niet verpakt in een standaard-terminologie over een komend `hemelrijk’.

Johannes de Doper predikte wel de nabijheid van `Gods rijk’, maar de term is door hem blijkbaar niet voortdurend gebruikt en zeker niet nieuw gedefinieerd. Alleen in Matteüs 3,2 horen we uit Johannes’ mond de term `hemelrijk’. Dominerend in zijn prediking is de aankondiging van de komst van een Persoon, de HERE: de nadering van de Sterkere. Hij zal de beslissing brengen. Graan en kaf worden gescheiden. Het vuur zal alle ongerechtigheid verbranden. De tijd van de HERE is nabij op aarde. En die tijd zal aanbreken met de komst van de Sterkere, waarvan Johannes zelfs de sandalen niet durft los te maken. Omdat de HERE zelf zal verschijnen, is daaruit af te leiden dat het koninkrijk van de hemel (waar Hij woont) nu dichtbij is.

Bij Johannes de Doper is de nabijheid van het hemelrijk een implicatie van zijn boodschap over de komst van de HERE zelf!

Wanneer Jezus Christus daarna optreedt met zijn prediking van het evangelie, krijgen we eigenlijk alle elementen uit Johannes’ prediking weer te horen: doe boete, het vuur nadert, laat u redden door geloof. Maar één ding ontbreekt: de aankondiging van de Sterkere. Geen wonder: dat is Jezus in eigen Persoon. Hij hoeft niet meer aangekondigd te worden: Hij is nu gekomen! In het licht van de prediking van de Doper is goed te begrijpen dat Jezus, veelmeer dan Johannes, spreekt over `het nabije rijk’ en niet meer over `de nabije Komende’. Hij is zelf degene die, zoals Johannes al wist, `van boven komt’ en `uit de hemel’ (Joh.3,31-36). Johannes getuigde van Hém! En wanneer Hij dan komt, dan spreekt Hij niet over zichzelf, maar Hij presenteert zich wel als de verwachte Koning. Hij doet dit door veelvuldig te spreken over zijn koninkrijk, zijn bewind, zijn hemelse rijk waarover Hij regeert en waartoe Hij de toegang kan openen.

Jezus’ spreken over het `rijk van God’ is na de prediking van de Doper ook een indirecte prediking over zichzelf als de goddelijke Koning van dat hemelrijk.

Het evangelie over het `nabije hemelrijk’ is in Jezus’ mond (na het optreden van de heraut Johannes) niets anders dan het goede nieuws over de aanwezige Koning. Zo moeten de tijdgenoten het in die opeenvolging van de heraut Johannes en de Genezende Jezus ook wel hebben begrepen.

Daarom is Jezus’ prediking over dat hemelrijk ook niet te scheiden van zijn leven, zijn wonderen, zijn leer, zijn sterven en opstanding.

Dit is nu het verschil tussen de aankondiging van een komend hemelrijk aan Nebukadnessar en de prediking over het nabije hemelrijk als evangelie door Jezus Christus. Er moet wel een ingrijpend verschil zijn, want de aankondiging over het hemelrijk via Daniëls droomuitlegging werd (al of niet in geloof) in het archief gelegd, maar het evangelie van het nabije rijk vult de monden van evangelisten en apostelen en sticht een wereldwijde kerk van gelovigen.

Het verschil is de Verschijning van Jezus Christus, Gods Zoon, op aarde. Hij maakt alles anders. Vanaf Hem is het hemelrijk niet langer een verre belofte, maar vanaf zijn komst naar de mensen wordt het hemelrijk hoogste actualiteit en dringend nieuws. Maar hoe?

Aan het antwoord op die vraag is het studiemateriaal bij Bartimeüs, Nicodemus en Maria van Betanië gewijd. Deze module over `Het evangelie van het koninkrijk’ moet dus wel handelen over het optreden van de Koning zelf. Hij is in eigen persoon dat goede nieuws voor ons. Eén van de theologen uit de eerste eeuwen heeft Jezus benoemd als autobasileia (het rijk Zelf). Die term heeft een wankel evenwicht. Enerzijds valt de Koning niet samen met het rijk waartoe Hij toegang verleent, anderzijds is dat rijk totaal ondenkbaar zonder zijn Persoon en heeft dat rijk zonder Hem geen betekenis. We zouden kunnen zeggen: het hemelrijk staat of valt met de komst en het werk van deze Koning.

*

Thema en bijbelstudies

Door aandacht te geven aan het evangelie van het koninkrijk kijken we naar datzelfde evangelie waarvan al sprake was bij de behandeling van het begin van het evangelie (Simon, Johannes de Doper, Maria). We kiezen deze ingang van het koninkrijk dus omdat Johannes de Doper en Jezus zelf dit evangelie van het hemelrijk tot inzet maakten van hun optreden. Juist omdat `het hemelrijk’ later lang niet altijd meer wordt gezien als het brandpunt van het evangelie, kan deze ingang ons helpen om alles zo goed mogelijk in perspectief te zien en latere perspectiefverschuivingen op het spoor te komen.

Bij het evangelie van het nabije koninkrijk zijn drie hoogtepunten of kernen te onderscheiden.

1. Het evangelie wordt bij de Heiland vanaf het begin begeleid door wonderen. Dit is nabijheid metterdaad! (Bijbelstudie Bartimeüs).

2. De oproep om te geloven leidt tot vorming van een kring van volgelingen die geïnstrueerd worden met Jezus’ geboden. Dit is nabijheid in geloof. (Bijbelstudie Nicodemus).

3. De weg van Jezus zelf wijkt steeds verder af van de scharen en eindigt bij kruis en opstanding. Dit is nabijheid in lijden. (Bijbelstudie Maria van Betanië)