c/ Beter worden door bidden (meditatie/lied/bespreking van bijbelteksten)
In bijlage 04.4 (Genezen door geloof? Gebedsgenezers) wordt verwezen naar onderstaande lezing. Daarin wordt dieper ingegaan op de vragen rond bidden en genezen.
Wij mensen willen graag beter worden.
We zijn ziek, moe of misschien wel gezond maar nog niet echt gelukkig.
God wil ons beter maken.
Maar Hij laat ons eerst ons ECG zien, onze hartfoto: ons hart is zwart!
Het kan nooit meer goed komen met ons.
Alleen Hij kan het nog beteren.
Het kost Hem zijn enige, lieve Zoon.
Met Hem kunnen we in het paradijs zijn.
Beter af.
Soms direct, zoals de moordenaar aan het kruis.
Maar soms is er nog een korte weg te gaan naar het paradijs.
Omdat we nog niet aan het kruis hangen.
Omdat we nog sterk zijn en vrij.
Of in ieder geval nog in leven op deze aarde.
Wij met elkaar hebben meer tijd gekregen om te bidden dan die moordenaar.
Wij mogen langer op God en op Jezus zien.
Vanuit dit sterfelijk, geschonden, bedorven, kwaadaardige leven.
En we geloven: ,,Niets zal ons scheiden van de liefde van God.''
Maar ze zijn er nog wel: hoogten en diepten,
heden en toekomst,
dood en leven.
Hoe worden we in dit alles overwinnaars door Hem?
In ieder geval door het onhoorbare gebed van de heilige Geest in ons binnenste.
En ook door ons eigen zuchten in vertrouwen en in dankbaarheid.
Dat is ons leven onderweg naar het paradijs van God.
*
Het is een leven in gebed. Om beter te worden voor eeuwig.
Wie bidt kijkt omhoog, maar hij kijkt ook verder dan vandaag.
Jezus heeft gebeden: ,,Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan,
doch niet mijn wil, maar de Uwe geschiede!''
Hij heeft ook voor Petrus gebeden dat zijn geloof niet zou instorten.
Het ene verzoek werd ingewilligd, het andere niet.
Jezus vertrouwde op zijn Vader: zo was het goed.
Paulus heeft gebeden.
Dat Epafroditus, die doodziek was, nog beter mocht worden.
Epafroditus werd beter: zijn gemeente Filippi kreeg hem terug.
Paulus bad dat Trofimus zou kunnen meereizen.
Maar hij moest hem ziek achterlaten te Efeze.
Paulus bad om genezing van vele zieken in datzelfde Efeze.
En zij werden genezen, zelfs door aanraking met zijn zweetdoeken.
Het is déze apostel die tot drie keer toe bad dat hij bevrijd zou worden van een engel des satans.
Die dwarsboomde zijn werk elke keer en zette hem vaak voor schut.
Die engel van satan mocht blijven: Paulus moest genoeg hebben aan Gods genade.
Al biddend zoekt en vindt Paulus Gods pad met zijn leven en dat van anderen.
Van bidden word je altijd beter, of je nu Paulus heet of anders.
Je leert je Vader vertrouwen.
Dat moeten we nog wel léren.
Soms een leven lang.
Het is het waard, want vertrouwen is de hoge poort naar het paradijs van God.
Het is toch door geloof dat de rechtvaardige gered zal worden!
Het gebed is de oefenschool van dat geloof.
Voor moordenaars die niet aan het kruis hangen,
maar nog vrij rondlopen.
Bij dit bidden ben ik altijd van één ding zeker:
niets zal mij nog scheiden van de liefde van God,
ook de slepende ziekte niet noch de dood van mijn geliefde, noch het ontbrekende in mijn leven.
En dan ben ik ook nóg van iets anders heel zeker:
dat God zorgt voor mijn dagelijks brood onderweg.
Veel meer weet ik niet.
Want wat is dat dagelijks brood.
Soms manna, soms kwakkelen of water uit de rots.
Het herstel van Epafroditus en de ziekte van Trofimus.
De vreugde en het verdriet.
Het blijft gemengd en doet ons uitzien.
Nadat wij een korte tijd geleden hebben, zullen wij verlost zijn.
God zal er in voorzien!
*
God geeft ons ook voor onderweg al veel.
Leven, familie, vrienden, een gemeente, een goede buur.
Eten in de winkel, euro's om te kopen.
Dankt God in alles!
Wees niet als een ontevreden kind.
Het kijkt naar wat het mist en pruilt.
Wees dankbaar, roept de apostel voortdurend.
Dat zegt hij tegen iedereen.
Weest dankbaar.
Kijk maar eens goed rond in je leven.
Ook als zieke of als depressieve of als eenzame.
Kijk eens goed.
En begin met danken.
Uw hemelse Vader zorgt voor de bloemen en de vogels.
De regenboog staat niet voor niets aan de hemel!
Hij zorgt ook voor u: kijk er noch in uw welvaart noch in uw chronische ziekte aan voorbij.
Dankt God in alles.
Dat maakt ons bescheidener.
Eenvoudiger.
Als de kinderen.
Vanuit die tevredenheid mag je ook vragen.
Laten al je wensen met dankzegging en smeken bekend worden bij God.
Wees niet verlegen.
Dan zal er altijd veel te vertellen zijn over gebedsverhoring op aarde.
De zendeling die weer veilig uit de rimboe komt.
De vertegenwoordiger die 's avonds de auto weer voor de deur parkeert.
De preek of het lied dat ons 's zondags opbeurde en vermaande.
De griep die herstelt, de longontsteking die niet dodelijk wordt, de tering die uit Nederland verdween.
Het meisje dat slaagt voor haar HBO-opleiding.
Voor dat alles hadden we toch wel gebeden?!
Alleen als je voor veel bidt, heb je ook voor veel te danken.
Hoeveel gebedsgenezing je telt, hangt af van je hoeveelheid gebeden.
Maar wanneer je voor je brood niet meer dankt,
dan wordt het leven vanzelfsprekend totdat je vriendin afknapt en je je radeloos voelt,
eigenlijk opeens te laat voor bidden.
Wie te laat begint met danken, krijgt een stijve tong bij het bidden.
Die mens vervreemdt van het onderwerp ,,gebedsgenezing'' en kan er niet mee omgaan.
*
Nu sta ik even stil.
Wat zei ik opeens: ik noemde ,,gebedsgenezing'' een ,,onderwerp''.
Vreemd eigenlijk.
Gebedsverhoring moet toch geen ,,onderwerp'' worden.
Praat u wel eens over het ,,onderwerp'' ,,kinderverhoring door ouders''?
Ouders luisteren naar kinderen.
Wanneer ,,kinderverhoring'' een onderwerp wordt, is er iets scheefgegroeid.
Bij de ouders, bij het kind of bij beiden.
Als jongen maakte ik mee dat ,,gebedsverhoring'' opeens een discussiepunt werd.
Niet meer een parel tussen de schelpen van vertrouwen en vragen.
Maar een onderwerp voor de jongelingsvereniging.
Herman Zaiss kwam als gebedsgenezer optreden in Assen.
We werden gewaarschuwd, we werden aangetrokken.
We waren voor of tegen.
Herman Zaiss is weer verdwenen.
Na hem kwam Osborne.
Ook die verdween.
Zij maakten door hun gebedsgenezing de gebedsverhoring tot een ,,onderwerp''.
En zij zetten ons op het verkeerde been.
Alsof ,,gebedsgenezing'' iets bijzonders was: speciaal voor deze groep mensen.
Ongemerkt lieten we het toe op de jongelingsvereniging dat ,,gebedsgenezing'' een artikel werd van Zaiss.
We lieten ons iets afnemen dat we allemaal al hadden.
Gelovigen hebben een God die beter maakt op het gebed.
Eeuwig beter. Of zou iemand altijd op aarde willen leven en het paradijs missen?
Niemand wordt op aarde beter voorgoed.
Ook Lazarus is weer gestorven.
En Paulus verlangde er zelfs naar: heen te gaan en met Christus te zijn, want dat is veruit het beste.
We worden vroeg of laat allemaal beter op het gebed. Dat is de gezonde leer.
Daarom had de oudchristelijke kerk ook niet een toverdrank.
Er waren wel gaven van genezing.
God kan mensen gebruiken om tijdelijk herstel te geven.
Mensen met een bijzondere gave, maar ook artsen en specialisten.
Wie vergeet om te danken voor het ziekenhuis, kijkt Gods gaven voorbij.
Wie Gods vermogen wil beperken tot de medische wetenschap, doet ook tekort aan Gods almacht.
Maar is dit niet te weinig?
Móet de kerk niet de zieken genezen?
Is het geen kleingeloof wanneer je je zomaar neerlegt bij omstandigheden en ziekten?
Ja dat is het.
Ook als je ,,slecht bericht'' hebt gekregen, mag je bidden.
Er zijn dan voorbeelden genoeg van wonderlijke genezing.
Zoals van die broeder met kanker aan de alvleesklier.
Hij was geel en broodmager.
Hij was bereid om te sterven.
Toch bad de gemeente voor zijn leven: ,,als het U behaagt!''
Een jaar later was hij weer voor 100% aan het werk!''
Wat een wonder!
Zonder operatie.
Niemand weet hoe, behalve hijzelf en zijn thuiskerk: dat is de kracht van het gebed.
Aan het eind van zijn ziektejaar zei iemand tegen hem: ,,ik wens je een beter jaar dan het vorige.''
Zijn antwoord was: ,,Je bedoelt zeker: nóg beter.''
Hij is het nog niet vergeten: de troost en de vreemde rust die er waren toen hij zich schikte tot het sterven.
Voor bidden hoef je de deur niet uit.
De Here is nabij.
En als je alleen bent en hulp zoekt, roep de oudsten, zegt Jakobus.
Het gelovig gebed zal de lijder gezond maken.
Jakobus bedoelt niet dat wij altijd zullen overleven door gebed.
Hij had kort tevoren gezegd dat we nooit zeker zijn van de volgende dag.
Laten we altijd zeggen: ,,Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen''.
Die woorden slikt Jakobus niet in, wanneer hij zegt dat het gelovig gebed geneest.
Hij voegt er wel iets aan toe.
,,Belijdt elkaar uw zonden en bidt voor elkaar opdat gij genezing ontvangt.''
In onze gemeenten wordt in de kerkbodes vaak voorbede gevraagd.
Meestal voor ziekte, zelden voor zonde.
Maar het leven is meer dan het lichaam!
Wanneer wij bidden om verlossing van de boze en vergeving van schulden, hebben we kracht.
God verleent kracht aan dat gebed: het zijn de beden van het Onze Vader.
Jakobus eindigt niet met te zeggen dat we een mens gered hebben wanneer hij geneest.
Hij eindigt met te zeggen: ,,Indien je een broeder tot inkeer brengt, heb je zijn ziel van de dood behouden!''
Dat is meer dan tijdelijke genezing, hoe vaak God die ook wil geven.
Het gebed onderweg naar het paradijs is een kleinood van vertrouwen.
De satan zal proberen het weg te nemen.
Of het scheef te trekken.
Of hij zal ons verleiden van het gebed een trofee te maken waar we prat op gaan.
Het kan op vele, vele manieren misgaan.
Het is goed daarop bedacht te zijn.
En met elkaar zuinig te zijn op de kracht van het gebed onderweg.
En op de dankzegging.
Er wordt vandaag veel gepraat en getwist over liturgie, over liederen en rituelen.
Belangrijker nog is dat we zuinig zijn op ons persoonlijk en gemeentelijk danken en bidden.
Opdat het sterk en evenwichtig is.
Voordat u naar de kerk gaat, bidt dan niet alleen voor de preek, maar bidt vooral dat er goed gedankt en gebeden mag worden in de kerkdienst.
Opdat we ons er rijk en geborgen in weten, veilig in leven en sterven, in ziekte en herstel.
Opdat we als gemeente voor het heilig aangezicht van God leven.
En zondaars van dwaalwegen terugbrengen in deze 21ste eeuw.
*
Jezus zal heersen waar de zon
gaat om de grote aarde om,
de maan zijn lichte banen trekt,
zover het verste land zich strekt.
Het lied in alle talen zal
zijn liefde loven overal,
en uit de kindermond ontspringt
de lofzang die zijn naam omringt.
Zijn rijk is volle zaligheid,
wie was gevangen wordt bevrijd,
wie moe was komt tot rust voorgoed,
wie arm was leeft in overvloed.
Laat loven al wat adem heeft
de koning die ons alles geeft.
O aarde om dit nieuw begin
stem met het lied der englen in.
Liedboek voor de kerken [1973] Lied 281
*
Algemeen
In een kraaiennest ligt vaak veel zilver: theelepeltjes van het zomerse terras en zilver-pepermuntpapier van het kerkplein. Kraaien pikten het mee: het glimt nu in hun nest. Zo zijn er ook veel kraaiennesten van christenen: het zilver van bijbelteksten glimt er. Maar het is weggehaald van plekken waar men de rest liet liggen.
Het is niet moeilijk om een ruikertje teksten te maken waaruit blijkt dat God onze genezing wil. Het is ook niet moeilijk om een ruikertje teksten te maken waaruit blijkt dat wij aan de toorn te gronde gaan in dit leven.
Het is maar wat je zoekt!
Het wordt pas pijnlijk wanneer we elkaar met die ruikertjes te lijf gaan.
Beter is het om alle ruikertjes bij elkaar te doen in één groot boeket dat weer een beetje gaat lijken op de tuin waaruit de bloemen geplukt zijn.
Ik vind het dan ook moeilijk om op vragen over teksten in te gaan. Het zijn namelijk meestal geen teksten, maar zinnen, losgerukt van hun omgeving. Bloemen zonder stengel. Je kunt nu de bloemblaadjes gaan tellen, maar het is beter om de stengel te zoeken en de plant.
Dat kost meer tijd.
Dat vraagt leven bij de Schrift en dat is iets anders dan twisten over teksten waar iedereen opeens even over praat.
Wanneer ik over losse zinnen met u ga discussiëren, drijven we elkaar al gauw in een welles-nietes.
Ik ben dan ook van mening dat plotselinge verschijnselen, zoals het optreden van gebedsgenezers, ons niet zozeer terugwerpen op de vraag wie zij zijn (God weet het), maar op de vraag waarom wij opeens zo van slag zijn.
Misschien is het heilzaam en worden we herinnerd aan eigen tekort.
Misschien is het ook een slecht teken van gebrek aan vreze des HEREN en gebrek aan leven uit de Schrift: de eerste de beste tekst blaast ons om en doet ons opeens kerk en belijdenis verlaten.
Ik vind zelfonderzoek dan ook minstens zo vruchtbaar als tekstonderzoek.
En bijbellectuur beter dan tekstdiscussies.
Maar dan nu toch enkele opmerkingen over enkele veel gestelde vragen.
Bijzonder
De streeptheorie
Bijbellectuur moet niet gehinderd worden door onze vooroordelen.
De theorie dat God een streep heeft gezet onder alle wonderen toen de bijbel klaar was, is een theorie die nergens door de bijbel wordt aangereikt.
Kun je nu meteen dus alle wonderlijnen doortrekken? Nee, dat kon ook niet in het Oude Testament. Soms worden wonderen uit de woestijntijd herhaald of aangevuld door profeten, maar wanneer het land zijn eigen voedsel oplevert, is er als regel geen manna meer. En wanneer het evangelie gevestigd is in een kerk en er geschiedenis is en herinnering, worden de tekenen ook niet eindeloos herhaald: een verteld teken is óók een teken.
Maar als het nodig is, zal God zeker ook tekenen herhálen.
Laten we hopen dat het niet nodig zou zijn vanwege ons ongeloof!
Wij moeten er zonder kunnen. En als God ze nodig heeft, zal Hij ze wel geven.
De gaven in de eerste gemeente
De gaven in de gemeente te Korinte. Ja, ze waren er. Maar Paulus heeft de grootste moeite om de gemeente te leren, ermee om te gaan. Zijn oproepen tot bescheidenheid ademen een andere atmosfeer dan moderne gaventesten en gaven-ontwikkeling. Paulus stimuleert elke gave die het lichaam opbouwt, met name de profetie. De gave van de genezing wordt wel erkend, maar er staat verder weinig over. Ik zeg niet dat Paulus die kleineert, maar het uitvergroten ervan is ook iets anders!
En dan lezen we in Handelingen 20 (Paulus' afscheidsrede tot de oudsten van Efeze) niets over een opdracht tot gaven.
In de eisen van 1 Timoteüs 3 voor oudsten en diakenen staat niets over het vermogen tot genezen of tot tongentaal enz.
Wat voorkwam in de gemeente te Korinte is nog niet een eis of voorwaarde voor de kerk van elke plaats of tijd.
Efeze is Korinte niet! En Korinte is geen blauwdruk voor gemeenten van Amsterdam tot Zutphen!
In de eerste eeuw kwamen geen kerkgeschiedenisboekjes voor en geen christelijke dagbladen en geen bijbelstudieverenigingen: daarvan staat niets in de bijbel, maar zijn het geen gaven in onze tijd om voor te danken en ze te gebruiken?
Marcus 16
In Marcus 16 belooft de Here Jezus dat wonderen en tekenen de predikers van het evangelie zullen volgen en dat is ook gebeurd. En wanneer God het nodig vindt, gebeurt het nóg op de zendingsvelden en in de vervolgde kerken. China-gangers weten er van te vertellen tot Gods lof.
Maar ik moet het niet omkeren: alsof de belofte voor die predikers, automatisch het dagelijks brood is voor alle christenen. Voor mensen die helemaal niet onderweg zijn, maar die gewoon in hun bestaande gemeente zitten.
Jakobus 5
Ik zou graag de ruimte hebben om duidelijk te maken dat de brief van Jakobus is geschreven aan de joodse christenen in Palestina, waar de ,,oudsten'' de discipelen zijn die Jezus gevolgd zijn en die bijzondere beloften hadden tot genezing (zie Marcus 6,13 waar het zalven van zieken voorkomt). Het zijn dus niet ,,ouderlingen die gekozen en benoemd zijn'' zoals je die in de heidenchristelijke gemeenten krijgt. Het zijn de mannen van het eerste uur.
Maar stel nu eens dat ik iedereen zou overtuigen van deze zaak, verdwijnt de hele tekst daarmee opeens achter de horizon? Zeker niet. Wanneer het gebed van een gelovige veel vermag, geldt dat ook nu. En ook neem ik mee uit deze tekst dat de samenhang van de gemeente de plek is waar we bidden, zonden belijden, vergeven en vertrouwen. Leren van deze Schrift betekent echter niet dat we de situatie in de joodschristelijke gemeente van Jakobus met de oudsten kunnen kopiëren. Petrus is niet meer in de buurt om hem even als `oudste’ te laten `roepen’ zoals gebeurde in Lydda (Handelingen 9,36-43).
Laten we echter in ieder geval leren van deze Schrift dat genezingsgebeden geen breekijzer mogen zijn in de gemeente. En dat aan de andere kant de gemeente en de voorgangers moeten willen bidden met geloof voor zieken en zondaren.
Korinte helemaal
De brief 1 Korintiërs is geliefd vanwege hoofdstuk 13 (de liefde) en hoofdstuk 14 (de gaven).
Veel mensen maken een selectie uit de bijbel en ook nog uit deze brief.
Daarom een paar voorbeelden van teksten uit deze brief waar vaak helemaal niet naar gevraagd wordt.
Paulus zegt in dezelfde brief dat de gemeente een zondaar aan de satan kan overgeven opdat zijn vlees schade lijdt en zijn ziel behouden wordt (1 Kor.1,5; verg. 1 Tim.1,20). Wanneer we aan een paar losse teksten genoeg hebben, waar blijft dan de uitwerpingsdienst waarin om ziekte en tegenslag gebeden wordt?
Paulus zegt in dezelfde brief dat er in de gemeente vele zieken zijn en dat er vrij veel ontslapen wegens hun hoogmoedig omgaan met elkaar: de gemeente wordt getuchtigd onder het oordeel des Heren. Hier is niet zozeer gebedsgenezing op zijn plaats als wel bekering (1 Kor.11,30-34). Wanneer we aan een paar losse teksten genoeg hebben, waar blijft dan het onderscheid tussen een tijd voor een verootmoedigingsdienst en een tijd voor een excommunicatiedienst en een tijd voor een genezingsdienst?
Paulus weet dat er tongentaal voorkomt in Korinte. Hij heeft die gave zelf ook in ruime mate, maar hij is heel terughoudend in het spreken erover of het gebruik ervan (1 Kor.14,18-19). Die terughoudendheid ontbreekt in onze tijd heel vaak. Gebedsgenezers dragen ook de tongentaal vaak uit. Overigens is dat geen tongentaal, maar extatische klankuiting. Waar is immers de uitlegger die Paulus voorschrijft? 1 Korinte 14 kent alleen maar talen die vertaald kunnen worden, geen klanken van extase zoals ze ook buiten het christendom in allerlei religies voorkomen. Vreemd dat zo weinig mensen uitzien naar de gave om `tongentaal’ te mogen vertalen en uitleggen…! Zonder die uitleggers wil Paulus helemaal geen tongentaal horen in de gemeente.
Filippi
In Filippenzen 4,19 staat: ,,Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien''. Het lijkt een belofte voor een zonnig christenleven. Maar het is een aansporing om ,,al onze wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend te laten worden bij God'' (4,7). Dan zal God ons ,,de vrede Gods schenken die alle verstand te boven gaat en Hij zal onze harten en gedachten behoeden'' (4,8). Wat dit betekent, blijkt in Paulus' eigen leven. Hij schrijft: ,,Ik heb geleerd met de omstandigheden waarin ik verkeer, genoegen te nemen. Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft'' (4,11-12). Zo vervult God al Paulus' behoeften naar zijn rijkdom. En als de apostel dat gezegd heeft, kan hij ook bedanken voor een ontvangen gift, een vergemakkelijking. Zo kun je bidden om genezing en danken wanneer die, op welke wijze ook, geschonken wordt. Maar zo kun je ook getroost ziek blijven en sterven. Dankbaar, maar onafhankelijk!